Een bonte vlucht(1911)–S. Bonn– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 57] [p. 57] Avond-mist. De avond was gerezen, de dag zacht uitgegaan, de maan, heel bleek van wezen, kwam hoog, omhooge staan. Veel vreemde witte dampen die waasden alles weg, alleen matgoud van lampen glom, boven zwarte heg. Daar zong een teeder meiske met kindje aan haar hand, een zacht en teeder wijske door 't witte avondland. [pagina 58] [p. 58] De zwarte en witte wegen die lagen stil gespreid, de witte wolken zegen om haar, die, als gewijd, daar zongen door den avond daar zongen door den nacht; de waden hen omvamend doften hen henen, zacht. De avond was gerezen, de dag zacht uitgegaan, de maan en sterren rezen aan hooge, stille baan. Vorige Volgende