Delfs Cupidoos schighje
(1652)–Arnold Bon– AuteursrechtvrijStem : O Kers-nacht.DE Luit en Lier, zo net geslagen,
In 't midden van de Zomer-dagen,
Toen Orpheus aan de waterkant
Een vrolijk minne-deuntje queelde.
| |
[pagina 256]
| |
En 't Bosch deé danzen, als hy speelden,
Stak meenig hart in lichten brant.
De schoon', en hagel-witte Swaanen
Al dartelend' in't beekje banen;
De blader-rijke Populier
Schijnt van de Vogeltjes te leven,
Die door haar groene takjes sweven,
En slaan de weer-klank van zijn Lier.
Men zien ontemmelijke dieren
Ter bruyloft door malkander Swieren.
Het wild' en borstelige Swijn,
Het Hart, zo schuw voor 's Iagers Hooren,
Leen willig na die zang zijn ooren:
En visch en vee verwonnen zijn.
Maar ach! mijn Licht, mijn Vitverkoren,
| |
[pagina 257]
| |
Stopt even streng haar teed're Ooren,
Voor al de klachten van mijn Tong:
Die uit een Hart, vol vuur en Minne.
Zo dikwijls klopte, voor haar zinnen,
En duizentmaal mijn smarten zong.
't Is Hart. N.v.A. |
|