Delfs Cupidoos schighje(1652)–Arnold Bon– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 252] [p. 252] [Speuyt bracke traentjes uyt bedroefde Oogen] Voys, Petit Altesse. SPeuyt bracke traentjes uyt bedroefde Oogen, Opent de Borst die schier versopen leyt: Vermits Clemeen geeft geen medogen En my gansch vruchteloos heeft afgeseyt, Waer sal mijn Geest eylaes nu henen vlien? Daer ick tot troost weer nieuwe gonst sal sien Daer ick tot troost &c. 2. Hoe haest verkeert? nu onlangs by de reyen Was ick 't alleen die haer genegenst' scheen, Soo dat doe al de Nimphjes seyen Hoe minsaem wert het Cussen hem geleen, Gewis dees twee door liefde zijn verknocht [pagina 253] [p. 253] Ey of nu elck voor haer een Cransje vlocht. Ey of nu elck voor &c. 3. 'k Sal noyt mijn sinnen soo vast-hopig bouwen, Op 't stoet gelonck der Maegdens bly onthael, Want geen van al die stant sal houwen: Soo wispeltuyrich sijnse altemaal: Dies blijf ick eentich of een vroomer Ziel Van Gode my in plaats ten deelen viel. Van Gode my in &c. FINIS. Al even wel Bon. Vorige Volgende