Delfs Cupidoos schighje
(1652)–Arnold Bon– Auteursrechtvrij
[pagina 126]
| |
Stem: Ach wat zie ik aan den HemelDRoevig onbarmhertigheden
Van mijn schoone Herderin,
Die u Herte niet laat smeden
Op het Aanbeelt van de Min.
2. Zie mijn tranen by de wangen
Neder-rollen op de vloer:
En zy stremmen, uit verlangen,
Van u Hals, tot peerle moer.
3. 'k Zal haar al met Gout deurboren,
En gebruiken tot Cieraat,
Aan u blanken Hals, en ooren,
Ach aantrekkelijk gelaat.
4. Lieve Nichje schiet een Schichje
Van het boogjen, uit u oog.
| |
[pagina 127]
| |
Laat een vonckje uit u Lichje,
Neder dalen van om hoog.
5. Of misgunt gy die genade
Aan mijn afgepijnde Ziel!
Laat u Hart zich dan verzaden,
Nu ik voor u nederkniel.
6. Spreekt gy 't vonnis van mijn leven,
Strijkt gy 't vonnis van mijn doot?
'k Sal 't u beide willig geven,
Trouwe Liefd' en acht geen noot.
7. Ach de Maagdelijke lippen!
Zijn ontsloten, wat een geur,
Kom't'er tusschen heene slippen,
En verquikt my deur en deur.
8. 'k Hoor het vonnis van mijn ende,
Van mijn sterfdagh, ach, de pijn
Zal niet strekken voor ellende,
'k Wil u Wil gehoorzaem zijn.
9. Zie de zuiverst' offerhanden,
| |
[pagina 128]
| |
Die op 't Goddelijk altaar
Ooit van reine Liefde branden,
En verzadig u met haar.
N.v.A. Leef in Liefde. |
|