Delfs Cupidoos schighje
(1652)–Arnold Bon– AuteursrechtvrijStem: O nacht jaloerse nacht.HOu voerman vande Hel, ey wil my overzetten,
In plutos heerschappy by 't onder Aarts gespuis:
| |
[pagina 58]
| |
Ick bid u wil mijn reis en yver niet beletten,
Want langer uitstel streckt my tot een lastig kruis.
2. Wie komt dus onbeschaamt mijn grijse haaren quellen?
Zeg my wie dat ge zijt, eer ik u wil ontfaan?
Want niemant voer ik in het Koninkrijk der Hellen,
Voordat ik weet, wie hem de doot heeft aangedaan.
3. Een al te wreede zaak, nu ik 't u moet verklaren
't Was Liefde die my dreef op klippen van de Doot,
Ik ben de Geest van d'aldertrouwste der Minnaren:
Ey Charon neem my mee in uwe leere Boot.
4. Sta af, gy zult geen plaats in myne schuit verwerven:
Want onbeweegelijk blijf ik in mijn besluit,
En die van vryery, of reine Liefde sterven,
Drijft Plutos streng Gebodt al voort ter Hellen uit.
5. Za dan, al is 't u leet, ik wil my derwaarts spoeyen,
En maken van mijn Lief een bootje 't uwer spijt,
Mijn zuchjes zullen zijn de Riempjes om te roeien,
Mijn tranen storten wel een Beeck in korte tijt.
|
|