Den Gheestelycken leeuwercker vol godtvruchtighe liedekens ende leyssenen
(1645)–Guilielmus Bolognino– AuteursrechtvrijBedeylt indry deelen
Op de wijse: Margot meur tousiours de faim.Hoe seer hebd' in nedricheydt,
Francisce, altijdt uytgheschenen,
Die, in sulcken heylicheydt,
Waert in u oogh, als niet verdwenen,
Hoe seer is d' oodtmoedicheydt in u
Van Godt eeuwelijck verheven,
Die soo heerlijck in glorie nu
| |
[pagina 281]
| |
Besit het eeuwich leven.
HOe seer hebd' in nedricheydt,
Francisce, altijdt uytgheschenen,
Die, in sulcken heylicheydt,
Waert in u oogh als niet verdwenen,
Hoe seer is d' ootmoedicheydt in u,
Van Godt eeuwelijck verheven,
Die soo heerlijck in glorie nu
Besit het eeuwich leven.
Die u altijdt hebt veracht,
Begheert by ieder niet te schynen,
Alle smaet altijdt verwaght,
De achtingh' ded' u duysent pijnen.
Hoe seer.
Wat een vier der liefden u
Het hert tot Iesvm heeft ontsteken,
Die ghy noot te dienen mu,
Gheen pijn, gheen moet oot hebt ontweken.
Hoe seer.
Diep in u reyn ziel gheprint
Stont Iesvus met sijn bitter lijden,
Die ghy hebt te seer bemint,
Sijn Cruys in 't hert droeght t' alle tijden.
Hoe seer.
Iesvs door 'nen Seraphien
Aen u ghecruyst sich heeft ghesonden
In 't ghebedt van u ghesien,
Ghedruct in u heeft sijn vijf wonden.
Hoe seer.
Hoe seer stond' altijdt ghekeert
Met alle liefde tot den armen,
Van u altijdt seer gheeert,
| |
[pagina 282]
| |
Waer over m'u soo sagh ontfermen.
Hoe seer.
Simpel u ghemaect heeft seer
(Soo wijs die bleeft, en rijp van sinnen)
Nedricheyt, die meer en meer
Nam haeren was in u van binnen.
Hoe seer.
Hoe onnoosel waerdy hier,
Oock met de beesten seer meweerdich,
Daerom oock 't onred'lijck dier
Tot uwen dienst, was wonder veerdich.
Hoe seer.
Nu staet u op 't hooft de croon,
Daer ghy hebt wettich om ghestreden,
Nu betaelt u Godt den loon,
Voor hem die hebt soo veel gheleden.
Hoe seer is.
|
|