Michaele Schreyer was afwezig; Günter Verheugen volstond met een aantekening in de notulen. Alleen Pascal Lamy bleef verwoed tegensputteren, hoezeer ik ook benadrukte dat het hier ging om een ad hoc wet die een derogatie van het algemene Duitse vennootschapsrecht was. Die wet kon op basis van het primaire recht (art. 56) worden aangepakt. Privaatrechtelijke stemrechtbepalingen konden alleen op grond van secundair recht (dat wil zeggen een richtlijn) worden benaderd. De ongelukkige overnamerichtlijn was daar een voorbeeld van. Het mocht niet baten: Lamy bleef rouspeteren.