Voorwoord
‘Van alle vorsten die vóór Karel v over Nederland geregeerd hebben, is de zoon en opvolger van Willem ii de populairste naam gebleven. De sleutel van het voortreffelijke in Floris v moet echter nog gevonden worden. Wij zien Floris zijn land zo goed als verkopen aan een koning van Engeland; zien hem daarna met dezelfde onbesuisdheid dien vorst verraden en het bondgenootschap van een koning van Frankrijk zoeken; tot hij ten laatste, wanneer hij door verbeurdverklaringen en trouweloosheden zijn nederlandse edelen verbitterd en vernederd heeft, met een onbegrijpelijke niaiserie zich in hun handen stelt. Beminlijk mens naar het schijnt, was hij als staatsman een warhoofd en liet zijn volk slechts burgertwisten na.’
Zo luidt het weinig vleiende oordeel van Conrad Busken Huet over ‘der keerlen God’, de wellicht enige figuur uit onze middeleeuwse geschiedenis, van wie de doorsnee Nederlander iets meer weet dan de naam alleen, en die tijdens zijn bewind, nu zeven honderd jaar geleden, Amsterdam de stadsrechten heeft verleend.
De nederlandse letterkunde is niet rijk aan toneelstukken die betrekking hebben op de vaderlandse historie. Eén ervan, Geeraerdt van Velsen, gedicht door P.C. Hooft, handelt over de moord op Floris v, maar zal de hedendaagse lezer enkel nog afschrikken van wege de rederijkerstoon en de ver doorgevoerde allegorese die het drama volstrekt bloedeloos hebben gemaakt. Kan, vooral indien van Geeraerdt van Velsen zo onomwonden het tegendeel gezegd moet worden, een tragedie, klassiek naar vorm en geschreven in het klassieke engelse blank verse, eveneens behelzende de ondergang van graaf Floris, nog leesbaar laat staan speelbaar zijn? Een drama met een held die tengevolge van zijn politieke tegenslagen veeleer als anti-held valt te kenschetsen?
De opzet van de schrijver: een inhoud van nu en alle tijden te hullen in een oude maar onvergankelijke vorm. Wat beoogt de handeling? Een man wiens eerzucht zichzelf maar bovenal zijn land geldt, die veel tot stand