Floris, graaf van Holland
(1996)–Frits Bolkestein– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 15]
| |
[pagina 17]
| |
Scène I
Een vertrek in het kasteel van Floris
Roderick en een voetknecht
roderick
Dezelfde nacht was het en even koud als nu
Toen Floris' vader veertig jaren her tegen
De Friezen streed en nooit meer is gezien.
voetknecht
En hoe heeft hij zijn dood gevonden?
roderick
God zal 't weten
Een nacht verliet hij 't kamp en nooit is hij weerom
Gekomen. Hij moet gestuit zijn op een menigte
Barbaren; en zij, zich niet beseffend wie hij was,
Vermoordden hem ter plekke, regen hem aan 't zwaard
Om daarna spijt te krijgen van hun voortvarendheid,
Die hun het losgeld mis deed lopen.
Hoe jong was hij,
Graaf Willem, toen hij stierf, pas achtentwintig,
Terecht beweend door ieder die hem kende,
't Was niet voor niets dat hij werd uitverkoren
Tot keizer van 't Heilig Roomse Rijk.
Verfijnd en elegant was hij, en zelfbeheersing,
Gecombineerd met hoflijkheid, behoorde tot
| |
[pagina 18]
| |
Zijn grootste deugden. Slechts één zoon liet hij na,
Graaf Floris, die toen net geboren was.
voetknecht
En was zijn oom toen niet regent van Holland?
roderick
Ja,
Maar slechts twee jaar, toen is hij omgekomen,
Werd van zijn paard gestoten tijdens een toernooi.
Gelukkig had hij voor zijn dood beklonken dat Floris
Zodra hij zestien werd in 't huwelijk treden zou
Met Beatrijs, de dochter van graaf Guy, de graaf
Van Vlaanderen, teneinde eenheid te creëren
In deze landen die dezelfde voertaal hebben.
Rampzalig was zijn dood; zijn zuster, die daarna
Zijn plaats bezette, trok onheil aan van alle kanten.
De machtigen verscheurden onderling het land,
Vermorzelden de zwakken en de armen. De steden
Omringden zich met dikke muren, het gezag
Was weg en wetteloosheid heerste. En het kind,
Pas twaalf jaar oud, was nu al graaf van Holland -
In d'ogen van de adel veel te jong.
Het eerste dat hij deed was luide proclameren
Dat hij voornemens was zijn vaders dood te wreken.
Hij leende geld, en huurde mannen in; toen trok
Het slecht geleide leger de moerassen in -
De woonplaats van de Fries. Een vreselijke fout:
De Friezen doodden niet alleen zijn hele leger
| |
[pagina 19]
| |
Maar maakten ook dat boeren, stad en adel
In opstand kwamen in zijn eens zo vredig land.
En toen vertoonde Floris onverwachte sluwheid.
Hij liet de steden in hun waarde en breidde zelfs
Hun rechten uit, waardoor ze medestanders werden,
Door dankbaarheid aan hem verplicht. En ook de boer
Bevocht hij niet, maar koos de mannen onder hen
Die door hun rijkdom en gezag hun streek
Beheersen konden. Ridder sloeg hij hen en kreeg
Op die manier de steun van vastberaden vrienden
Als tegenhangers voor de starre edelen
Die sinds die tijd van wrok en moord vervuld zijn.
De mannen die u daar ziet binnenkomen zijn
De leiders van die valse bende van verraders.
Amstel en Velzen op
amstel
Vertel graaf Floris dat we spoorslags zijn gekomen,
Gehoor gegeven hebben aan zijn wens. Gaat heen,
Wij willen nu alleen zijn tot uw heer bereid
Is zijn voormalige gelijken te ontvangen.
Roderick en voetknecht af
velzen
Beheers u, Amstel.
| |
[pagina 20]
| |
amstel
Daartoe ben ik niet in staat.
Niet lang geleden was ik onafhankelijk en vrij,
Geen graaf of hertog was ik iets verplicht.
Ik ben zo dwaas geweest me mee te laten slepen
Door Utrechts bisschop in een hopeloze strijd.
Toen Floris me te hulp schoot moest ik duur betalen:
Hij dwong mij al mijn land aan hem te geven.
Ik kreeg het terug, maar dan als leen, en werd
Op dat moment een dienaar van zijn ongeremde trots.
velzen
Dit lot heeft niet slechts u getroffen, maar ook mij
En met ons vele and're edelen: we moesten ons
Verzoenen met een nieuwe, nederige rol.
amstel
Was dat het enige geweest, dan had ik mettertijd
Geleerd de last te dragen. Hij tartte me nog meer:
Gaf opdracht mijn neef Jan ter dood te brengen.
Toen Jan een pachter van zijn land verjoeg, een boer
Die door de graaf was opgestookt, en waagde om
Mijn neef voor het gerecht te dagen. En het gerecht
Was angstig voor de graaf: toen Jan zijn zaak verloor,
Verloor hij ook zijn zelfbeheersing, trok zijn zwaard
En bracht de boer en ook de rechter om het leven.
Voor deze daad liet Floris hem zijn hoofd verliezen.
velzen
Uw neef is altijd al wat ondoordacht geweest.
| |
[pagina 21]
| |
amstel
Misschien heeft u gelijk, maar wie kan het verdragen
Dat lage boeren zelfs hun rang en stand ontstijgen,
Gelijken worden van degenen die aan de
Voorzienigheid hun privileges danken? De graaf
Heeft zo zijn eigen mening, riddert veertig pummels.
Geen wonder dat de keerlen hem met blinde trouw
Vereren als hun God.
velzen
Vergeet ook niet:
Tevreden boeren plegen minder snel verzet
En zijn bereid meer pachtgeld te betalen.
amstel
Wees niet zo laf - hoe kan ik ooit vergeten dat hij
De dochter van mijn neef verlaagde tot zijn hoer?
velzen
Als ik me goed herinner, mishaagde het haar niet.
amstel
Wacht u maar af, jongmens: u heeft een mooie vrouw.
Misschien zal Floris straks een opdracht voor u hebben
En moet u ver van huis en haard en is bij thuiskomst
Het vuur dat voor u smeulde in uw huwelijksbed
Nu door een ander opgestookt, zodat
U horens draagt.
| |
[pagina 22]
| |
velzen
Mijn God, hoe kunt u dat nu zeggen ...
amstel
Wees stil! Daar komt de graaf, met die vervloekte monnik.
Floris en de broeder op
floris
Ik dank u beiden voor uw onverwijlde komst
Op mijn verzoek, ondanks de dag en 't late uur,
Want zag men ooit een nacht zo guur als deze, maar
Men moet het ijzer smeden als het heet is.
Het juiste ogenblik wordt door het lot bepaald.
En dat is deze nacht, want ik verwacht bezoek.
De bisschop stuurt mij Nathan, zijn bankier, de jood.
Ik weet dat u geen grond heeft tot genegenheid
Voor Utrechts bisschop, en ik weet dat u vooral,
Mijn trouwe Amstel, hem de schuld geeft van 't verlies
Van al uw privileges. Dit is het moment voor wraak.
U kunt uw grondgebied vergroten met zijn land.
Mijn plan is dit.
U weet dat zijn gedrag niet steeds
Een bisschop waardig is, en dat zijn zucht naar macht
En rijkdom vaak zijn geld, zijn mannen en krediet
Te boven ging. En daarom is de jood van nut
Voor Christus' erfgenaam in deze streken.
Dat is waarom ik u met spoed heb laten komen.
| |
[pagina 23]
| |
Het water staat de bisschop zo hoog aan de lippen
Dat hij de jood gestuurd heeft om te onderhandelen.
Een lening wil hij, en al ben ik niet zijn vijand
Zijn vriend ben ik al evenmin, ik ondermijn
Zijn machtspositie.
Hij wil geld - ik leen hem dat.
Maar zonder borg doen wij geen zaken: ik beding
Als zeker onderpand dat hij me terugbetaalt
Zijn twee voornaamste burchten, twee van zijn kastelen.
Ik vraag u die zolang voor mij bezet te houden,
Tot hij zijn rekening niet meer betalen kan,
Wat voor het jaar voorbij is het geval zal zijn.
Als appels vallen zij straks in mijn schoot
En zullen voortaan deel van mijn domeinen zijn.
amstel
U zei dat wij, niet u, gebied zouden verwerven.
floris
Dat deed ik en dat zal dan ook geschieden.
Want deze burchten vallen u ten deel:
U heerst daar uit mijn naam maar mag de opbrengst innen.
amstel
Zijn burchten liggen al te ver van mijn gebied.
Stel dat de bisschop mij probeert te isoleren?
floris
Hoe kan hij dat? Wanneer hij weet dat ik het ben
| |
[pagina 24]
| |
Die nu zijn beurs en straks hemzelf de keel afsnoert?
velzen
Het lijkt mij een goed plan. Ik zal met groot genoegen
Mijn schoenen snijden uit des bisschops huid.
En wat zegt u, mijn vriend?
amstel
Ik ben het met u eens:
Geen risico - geen winst. Ik ben van de partij.
floris
Een goed en wijs besluit. Ga ieder nu uws weegs
Tot ik u roepen laat.
Amstel en Velzen af
Uw nichtje laat u groeten!
broeder
Die laatste woorden had u voor zich moeten houden.
Men moet geen mosterd smeren in een open wond!
floris
Ik weet dat het niet moet, maar o ik haat die man,
Verscheurd tussen zijn hebzucht naar 't bezit
Van Utrechts bisschop en zijn haat voor mij.
Hij is niet te vertrouwen, die verraderlijke slang.
Hij valt mij aan zodra ik hem de rug toekeer
| |
[pagina 25]
| |
En laat zijn gif diep in de wonde trekken. En toch,
Een bruikbaar mens, want zo bezeten van inhaligheid
Dat hij in elk soort aas zal bijten voor gewin.
U zag hoe gretig hij met Velzen meeging.
Die arme Velzen, zo een goedgelovig man!
Het staat me tegen dat ik hem gebruiken moet.
broeder
Het is verkeerd geen rekening te houden
Met mannen die uw vijand zijn, of kunnen worden.
U heeft te veel vertrouwen, zoon. Ik weet het: sinds
Uw eerste nederlaag in dat moeras tegen
De Friezen, heeft u zich beijverd om de macht
Die u nu heeft te stutten en versterken.
Ik weet dat u de steden heeft gebruikt tegen
De ontevredenheid van de getarte adel
En dat u als beschermer van de boerenzaak
Hen ook gebruikte om de adel te beletten
Zijn oude privileges te herwinnen.
Maar weet, de capricieuze massa die nu schreeuwt
Hoeveel zij van u houdt, roept morgen om uw dood,
Omdat een heethoofd vlammend tot hen spreekt,
Beloften doet van nieuw en groter voordeel.
Want macht berust tenslotte slechts op een idee
Dat is geboren in de menselijke geest
En is dus kwetsbaar, houd dat goed voor ogen.
| |
[pagina 26]
| |
floris
U heeft gelijk zoals altijd. Mijn taak is zwaar,
Zo moeilijk dat ik mij wanhopig af kan vragen
Of ik mijn plannen ooit tot stand zal brengen.
Ik moet in mijn gebied de wens der steden steunen
Naar welvaart en bestendigheid; maar toch,
Als zij zich wagen te onttrekken aan mijn macht,
Aan mijn gezag en feodale heerschappij,
Dan moet ik snel zijn, toeslaan, anders zal
De ziekte zich verspreiden. Achttien jaren her
Heb ik daarom die nieuw verworven stad,
Opstandig Amsterdam, in brand gestoken.
En dus moet ik de adel die ik nodig heb
Voor 't temmen van de trotse nieuwe steden
Niet breken, maar bedwingen en voorkomen
Dat zij gaan samenzweren in 't geniep.
Daarom ben ik de vriend van alle boeren,
Versterk hen in hun nederige rechten,
Bescherm hen tegen grenzeloze hebzucht,
Het machtsmisbruik en de brutaliteit van hen
Wier landen zij bewerken, zoals toen
Met Amstels neef, die liederlijke bruut.
Dit zijn drie elementen die ik steeds
In heen en weer verschuivend evenwicht moet houden,
Maar deze zaken zijn nog slechts de helft van wat
Ik wil. Nog moeilijker is juist het andere deel,
Omdat het gaat om zaken buiten onze grenzen.
Mijn eerste streven moet nu zijn het graf te vinden
Waarin de vader ligt die ik nooit heb gehad,
| |
[pagina 27]
| |
Die onfortuinlijk stierf, nu veertig jaren her.
En daarom zal ik weldra Friesland binnentrekken
Zodat ik eindelijk de schaamte uit kan wissen
Die mij geviel toen ik pas achttien jaren oud,
Onvoorbereid en met te weinig mannen,
Verslagen werd door gindse meute schooiers.
Hiertoe moet ik mijn greep versterken op de bisschop.
U weet wat ik beoog, en zeker zal ik slagen,
Omdat ik op inhaligheid van mensen bouw,
De meest betrouwbare fundering.
Dit is slechts
Een voorzet voor de zwaarste taak die ik mij stel:
De noodgedwongen oorlog tegen Vlaanderen,
Het rijkste land der christelijke wereld.
Graaf Guy probeert zijn invloed uit te breiden
In Zeeland, mijn domein waar hij op aast
En waar hij heel geniepig haat en tweedracht zaait.
Maar zonder hulp van buitenaf kan ik de macht
Van Guy Dampierre niet breken en verslaan.
En daarom wil ik mij verbinden met de koning,
Met Edward, hamer van de Schotse clans.
broeder
Mijn zoon, de taak die u zichzelf heeft opgedragen
Is te omvangrijk voor een mensenleven.
Beperk uzelf tot wat besloten ligt binnen
De grenzen van uw eigen land. 't Is groot genoeg.
| |
[pagina 28]
| |
floris
En afzien van de Friezen, en mijn vaders graf,
En Vlaanderen en ook van Utrechts bisschop?
broeder
Ja, inderdaad - en overschrijd de grenzen niet
Van dat wat haalbaar is.
floris
Ik zal geen vrede kennen
Zolang mijn vaders lichaam niet begraven ligt
In de gewijde grond.
broeder
Dan moet u gaan.
Roderick op
roderick
Mijn heer! Ik meld de komst van Nathan de bankier.
floris
Roep hem maar binnen.
Roderick af, Nathan op
Welkom, Nathan, op een nacht
Zo bitter koud als ik mij niet herinneren kan.
| |
[pagina 29]
| |
nathan
Mijn heer!
Ik breng de complimenten van de bisschop.
Hij spreekt zijn hoop uit dat het u naar wens gaat.
floris
Ik ken de reden dat u hier gekomen bent.
Ik ken uw meester goed, en u waarschijnlijk ook.
Een bisschop is een man van God en hoort
Een scepter in zijn rechterhand te dragen
Waarmee hij alle schapen van zijn kudde dwingt
De grenzen van de Kerk te respecteren.
En in zijn linkerhand heeft hij het Heilige Boek
Waarin Gods Heilige Wetten staan geschreven,
De Wetten die hij tot zijn schapen preekt om hen
Hun plichten in te prenten die men heeft tot God
En medemens.
Maar dat is niet zoals uw heer
Zich heeft vertoond, want in zijn rechterhand houdt hij
Het zwaard: hij rooft en plundert, brandt en moordt
Waar hij niet krijgen kan wat hij begeert
Door simpel ‘excommunicatie’ uit te roepen.
En in zijn linkerhand houdt hij een beurs waarin
Hij al het geld verzamelt dat de kleine lieden
Aan hem en aan zijn priesters hebben afgestaan
Opdat zij bidden voor de redding van hun ziel.
| |
[pagina 30]
| |
Maar hoeveel geld ook afgetroggeld wordt
Van deze mannen en hun nederige vrouwen,
De beurs is nooit genoeg gevuld en altijd vraagt
De bisschop meer dan zij ooit kunnen geven.
En daarom bent u hier. Hoeveel heeft hij nu nodig?
nathan
Mijn heer, ik ben een simpele bankier en ook
Een jood die niet bekend is met de wijze
Waarop een christelijke bisschop zich gedragen moet,
Maar des te beter ken ik zijn behoefte
Aan vijfentwintigduizend pond in goud.
floris
Aan wat?
nathan
Aan vijfentwintigduizend pond.
floris
De bisschop moet getroffen zijn door waanzin!
nathan
Nee,
Door waanzin niet, hij wenst zijn stad, zijn kathedraal
En ook zijn hof meer luister te verlenen.
floris
U houdt een lieflijk masker voor een tronie
Die enkel eerloosheid en hebzucht toont!
| |
[pagina 31]
| |
nathan
Mijn heer!
floris
Maar, 't lijkt me niet dat u mij nodig heeft
Om uit te vinden hoe het met de mensheid staat.
U bent bankier, u weet wat mensen drijft
En wat de grond voor al hun daden is.
Ik heb het geld waarom uw meester heeft gevraagd.
nathan
Mijn heer!
floris
Maar ik zal rente willen krijgen
En ook een borg dat hij mij terugbetalen zal.
nathan
Mijn heer, en wat zijn hiervoor uw condities?
floris
Als borg verlang ik twee van al zijn burchten.
Als rente vraag ik twee procent per maand.
nathan
Uw christelijke wetten laken dat soort rente
Als woeker, en het is niet toegestaan!
| |
[pagina 32]
| |
floris
Is Nathan nu de hoeder van de wetten waaraan
Een christen zich gehouden acht? Krijgt de bankier
Geen aandeel van de rente die door zijn handen gaat?
Een woekeraar, dat kan men mij niet noemen.
De bisschop onderschrijft een schuldbekentenis,
Belooft dat hij in één jaar zal betalen
De som van eenendertigduizend pond.
Dan stuur ik hem het geld dat hij verlangt.
De winst wordt tussen ons gelijkelijk gedeeld.
Dus één procent per maand voor elk van ons.
Ik denk dat zelfs een jood als u zijn neus
Niet ophaalt voor een regeling als deze.
nathan
Ik bid u, waarde heer, wilt u mij nu verschonen
Ik ga de bisschop kennis geven van dit plan.
Uw voorstel moet ik nader bestuderen.
floris
Natuurlijk moet u dat. Kom, vader, laat ons gaan.
Floris en Broeder af
nathan
De diepe minachting die doorklinkt in die woorden:
‘Een jood als u’; hoe hevig is hun haat.
Eerst zwaaien ze met christelijke wetten,
En dan zijn wij, het voorwerp van hun wrok, verplicht
| |
[pagina 33]
| |
Een uitweg te ontdekken uit diezelfde wetten
Die zij beweren Heilig te vereren.
Toen wij net in dit land gekomen waren,
Was handel drijven voor ons middel van bestaan.
Toen zij de nering van ons over wilden nemen,
Bleef ons niets anders dan ons in te perken,
En slechts bankiers te worden, daar ze vreesden
Dat wij gewiekster waren in de handel -
Een angst die zeker uitgekomen was.
Wij joden worden nu door christenen gedwongen
Het werk te doen dat hun de Kerk verbiedt.
Maar wij zijn hier tenminste veilig, kunnen rustig
De kost verdienen en de stille weg vervolgen
Die vele generaties voor ons hebben afgelegd.
Hoe anders was de toestand ooit in Engeland.
Daar werd mijn stam gezien als slaven van de kroon,
En kreeg bescherming van de Britse koning.
En hij, als dank voor al zijn goedertierenheid,
Vroeg leningen waaraan geen rente was verbonden.
Toch schikten zij zich, droegen stil de last
Die God hen op de schouders legde. Maar helaas,
Het volk werd opgestookt door lage, valse leugens.
Men sprak van rituele moord en vuige lusten.
In razende onwetendheid verbrandde men
Hun vrouwen, kinderen, hun huizen en hun boeken,
Zoals in York, niet lang geleden, toen
Slechts honderd mensen aan het bloedbad in het getto
Ontkwamen en hun toevlucht zochten in 't kasteel,
Alwaar zij liever zelfmoord pleegden dan te sterven
| |
[pagina 34]
| |
Door toedoen van de woeste schuimbekkende meute
Die buiten stond te schreeuwen om hun bloed.
Maar nu is er geen mens meer van ons volk
Die leeft te midden van dat somb're ras,
Verdreven zijn zij allen. Eerst werd hun gevraagd
De rekening voor Edwards reis naar Aquitaine,
Zijn grondgebied in Frankrijk, te voldoen.
En toen ze arm geworden waren, zonder nut
Voor zijn zeer christelijke majesteit, besloot
De Koning dat hij zich zou wenden tot bankiers
Afkomstig uit Italië, uit steden als Florence,
Van christelijk geloof. Dus werden ze verbannen
En alle schuld die 't opgetogen volk
Aan de gehate joden had, werd kwijtgescholden.
Zo won hij liefde van zijn onderdanen
En stroomde goud zijn lege schatkist in.
Mijn broeder Aaron hoorde bij de joden
Die toentertijd in Londen woonden en die
Met een schip de Theems af wilden varen
Om het bevel des Konings op te volgen.
De kapitein liet 't schip voor anker liggen
Tot het bij eb bleef steken in het zand
En tartte toen de joden met hem rond te lopen,
Maar toen hij zag dat het getij zou keren, ging
Hij snel terug naar het schip en vroeg zijn mannen
Een touw te werpen om hem op te trekken.
Mijn broeder en zijn vrienden werden opgeslokt,
Verdronken in het kolkend, schuimend water.
| |
[pagina 35]
| |
Zou Nathan moeten schromen voor een daad
Die voor de ondergang zal zorgen van die dwaas,
Die wrede paljas die in Utrecht bisschop speelt?
Nathan af
| |
[pagina 36]
| |
Scène II
Het vertrek van Beatrijs
Beatrijs. Floris op
floris
Mijn allerliefste vrouw... Wat spijt het mij
Dat zaken van het hoogste politiek belang
Mij niet vergunnen zoveel tijd als ik zou willen -
En ook zou moeten - met u door te brengen.
Geen man mag ooit zijn vrouw negeren. Ik hoop
Dat u het mij vergeeft. U weet, ik dien
Vooral ons land en daarom ook uzelf.
beatrijs
Ik ben de dochter van de graaf van Vlaanderen
En daarom sinds mijn jeugd gewend aan het leven
Dat vrouwen van mijn stand geacht worden te leiden.
floris
Uw liefde en uw trouw zijn steeds een bron van kracht,
Maar ik kwam niet om over mij te praten,
Ik wilde weten hoe het met u gaat
Nu u opnieuw een kind van mij verwacht.
beatrijs
Zes maanden duurt het nog voordat ik zal bevallen.
Het is nog vroeg. Maar nu voel ik me goed.
| |
[pagina 37]
| |
En de bevalling is het zwaarste niet.
Maar wel wat volgt. Al zeven keer heb ik een kind
Gedragen, waar slechts Margaretha nog van leeft.
God geve mij een zoon en dat hij leven zal!
floris
Een zoon! Het moet een zoon zijn! Leven moet hij.
De fakkel overnemen als ik sterf. U weet,
Dit land erkent geen vrouwelijke erfgenaam
En in het verleden heeft gebrek aan zonen
Geleid tot twist, verdeeldheid en miserie.
Dit is vooral belangrijk, daar uw vader,
Graaf Guy Dampierre, zijn invloed wil vergroten
In Zeeland, waar zijn afgezanten valselijk beloven
Dat hij met goud en hulptroepen zal komen
Wanneer ik aanval om mijn erfrecht op te eisen.
beatrijs
Mijn heer, het zou ook laster kunnen zijn
Dat hij de rust en orde wil verstoren
Op deze barre eilanden van mist en modder.
Wat baat hem haat en tweespalt aan de grenzen
Die tussen u en hem getrokken zijn,
Als in het Zuiden Frankrijks koning, Filips,
Die schoon van uiterlijk maar laag van aard is,
Zowel zijn taal als hof wil laten overheersen,
En met zijn hebberige handen graaien wil
In rijkdom die verworven is door vlijtig zwoegen
Van nederige burgers die in Vlaanderen wonen.
En waarom zou mijn vader meer gevaren zoeken
| |
[pagina 38]
| |
In plaats van te proberen met zijn schoonzoon
In het Noorden goed bevriend te blijven?
floris
Omdat, mijn liefste, hij de hulp van Engeland
Niet missen kan om Frankrijk te bestrijden.
Hij weet dat ik met koning Edward een verbond
Wil sluiten en is bang dat ik hem zal beroven
Van zijn geliefde handel - wol uit Engeland -
Die in zijn steden weer tot laken wordt geweven.
Hij wil de omvang van mijn land verkleinen,
Zodat het onaantrekkelijk voor Edward is
Om mij als vriend en bondgenoot te hebben.
beatrijs
Kunt u niet elk de helft van al die welvaart nemen?
Wat is de zin van vechten, want de helft, in vrede,
Is meer dan overblijft wanneer u alles krijgt,
Maar ziet hoe zij verdwijnt zodra zij door de oorlog
Verdreven wordt naar vreedzamer gewesten.
floris
Mijn lieve Beatrijs - de koning van Brittannië
Verdient het grootste deel van al zijn welvaart
Aan de belasting die hij heft op alle wol
Die naar het buitenland wordt uitgevoerd.
En dus wordt heel zorgvuldig door zijn officieren
Gekeken of de wol zoals hij heeft bevolen
Op één bepaalde plaats verhandeld wordt.
En daarom kan óf Guy óf ik, niet beiden,
| |
[pagina 39]
| |
De favoriet van Edward zijn.
Nu moet ik gaan.
Want ik heb veel te doen. Verzorg u goed
En ook de vrucht die in uw buik zich roert.
Want het is Hollands toekomst die u draagt.
Floris af
beatrijs
Wat bitter lot
De vrouw te zijn
Van vorst of edelman.
Een hard bestaan
Vol strijd en pijn
En liefde in de ban.
Mijn man bestrijdt
Mijn vaders heer
Ik zit daar tussenin.
't Gaat om het recht
Over en weer
Maar mij ontgaat de zin.
|
|