Kortbondige spreuken wegens de ziektens
(1979)–Herman Boerhaave– Auteursrechtelijk beschermdEen ontstookene keelgezwel.798. Maar wanneer van de ontsteeking de klieren (788) of spieren (788.) bemachtigd worden, dan komt 'er een ziekte alhier eigentlyk te brengen om de grootste, waar door die doodelyk is, scherpigheid, en de aldersnelste en dikmaals onverwinnelyk geweld. 799 Dezes (791.) quaads oorzaak.
| |||||||||||
[pagina 143]
| |||||||||||
800. Alwaar die uit deze oorzaaken (799.) gebooren is, brengd voort verscheiden, en onder die schrikkelyke toevallen, na de verscheidentheid des deels, welk hy bemachtigd, 801. Indien alleen de longpyp daarmede beset is, onbeschadigd de andere, in zyn inwendige vliesachtige, spierige, dan komt daar uit een zwelling, hette, pyn, een scherpe heete koorts, voor 't overige geen uiterlyke teekenen; een scherpe, klinkende, piepende stem; inademing scherppynelyk, de wederademing klein, dikmaals uytgerekt, met groote zwarigheyd; hier door de omloop des bloeds door de longen moyelyk, de pols wonderlyk en snel wankelend; groote benauwdheeden; een schielyke dood. En deze is een uit die, welke zyn 't alderdoodelykste, en niet geven uitwendige tekens: maar hoe dat nader aan 't Ga naar voetnoot(a)strottenspleetje, en strottenklapjeGa naar voetnoot(b) dit kwaad is, hoe dat 't doodelyker is. 802. Indien byzonder 't strottenhoofd scherp werd ontstooken; en 't kwaad zitplaats gehad heeft in de witte strottenspier, en te gelyk in de vleesachtige, welke dienen om die te sluiten, zo komt 'er een zeer grouwzaame en schielyk worgende keelgeswel. De tekenen als de eerdere (801.) zyn een pyn in de verheffing van 't strottenhoofd tot doorzwelging, vermeerdert onder 't spreeken en roepen; een zeer scherpe, knarssende stem; zeer schielyk, met zeer grootte benauwdheid, de dood. En deze is, zonder uiterlyke teekenen, 't ergst. 803. Indien alleen de spieren, dienende om te verheffen 't tongbeen en strottenhooft, sterk werden ontstooken, zo zyn | |||||||||||
[pagina 144]
| |||||||||||
deze teekenen openbaar; een ademhaling genoeg vry; een doorzwelging in de eerste werking van zyn oeffening, zeer scherp pyn aandoende; dan tekenen van ontsteeking in 't algemeen; en dezelve in die spieren, welke aan een onderzoekende konnen blyken. 804. Maar wanneer alleen 't keelgat door 't zelve quaad word ontrust, zo zyn de teekenen byzonder, de keel inziende, blykende; de ademhaling genoeg gemakkelyk; een pynelyke doorzwelging, ja onmogelyk; de stof, die men moest doorzwelgen, door de neus wederkeerende; dezelve gedreven in de lugtader, en een geweldige hoest verwekkende; hier door ophouding van spys en drank in te neemen; een uitdrooging en verbittering van alle de vochten in 't Lichaam, de koorts met zeer ingespannen; een grooter duuring van de ziekte voor de aangebrachte dood. 805. Maar indien de amandelen, de lel of huig, 't neerhangende vliesachtige bedekzel; deszelfs vier Vleugelswyze LelspierenGa naar voetnoot(a) worden sterk ontstooken, dan worden dezelve als de eerdere (804); een ongemakkelyke, moeyelyke, door de neusgaten geen of weinig, door de keel benauwde ademhaling; de stof om door te zwelgen, om de benauwdheden, en grooten pynen, door de mond wederkeerende; een geduurige uitspouwingh, geduurige druipingh van snotterigheid na de holligheden der amandelen; een scherpe pyn in 't inwendige oor, en weg daar toe strekkende van de keel; kraking in 't oor, terwyl de doorzwelging geschied; dikmaals een volkomen doovigheid. Dit zoort van kwaad is in de Ga naar voetnoot(b)Fransche besmetziekte gemeen, en zeer te vreezen. 806. Dat indien alle deze ontsteekende soorten (801-805.) met een verscheide t'zaamenloop de zieke ontrusten, dan word beslooten, dat misschien de ziekte daar door licht verwoeder zal werden, hoe dat ze meerder in een t'zaamengeloopen zyn, en dan te gelyk daar door meerder, en wreder toevallen staan te koomen. | |||||||||||
[pagina 145]
| |||||||||||
807. Want dan belet zynde de wederkomst van 't bloed in de uitwendige kropaderenGa naar voetnoot(a), of door deze zelve t'zamengedrukt, zo word 'er een gezwelling van keel, lippen, long, aangezicht; uitsteeking van tong, inwringing, ontsteeking; roodheid van oogen, een schrikkelyke vooruitpuilende zwelling; een verstikking van 't brein om de zelve; hier uit gesigt, gehoor, gevoel, verstompt; raaskalling; gaping van mond; ronking; een onmogelyke neerlegging wegens de stikking; roodheid, zwelling, pyn, klopping, dikmaals in borst, hals, nek, sigtbaar; waar van de krop-voorhoofts Ga naar voetnoot(b)kikvors uitgerekte aderen zwellen. 808. Maar alle keelgezwel algemeen loopt af de gewoone weg van ontsteeking, en maakt en leid de zelve veranderingen tot ontbinding, etter, heetvuur, knoestgeswel. 809. Derhalven indien de teekenen geleerd hebben een keelgezwel (801. 802.), zo moet men die aanstonds onderzoeken, of tot noch toe 'er een zuivere ontsteeking by zy (382-384.) en dan zeer snellelyk door de krachtigste geneesmiddelen (395-402.) is de ontbinding te beproeven (386). En aldus.
810. Maar de soort (803.) selden zo gevaarlyk, als (801, 804.) eischt dezelve geneesmiddelen (809.) maar | |||||||||||
[pagina 146]
| |||||||||||
lichter. Doch hier byzonder zyn noodzaakelyk stilpynende, verslappende, verzachtende uiterlyke pappen. 811. Dewyl ten laatsten 't keelgeswel (804-806.) tot noch toe ontstooken, queld; dan worden die zelve middelen (809. 810.) vereischt vereenigd, maar men moet geduurige bevochtigingen van mond en keel 'er by doen door de zachtste verdunnende salpeterachtige, heet waterige verdunnende, vette verslappende, welk stil in de mond gehouden, met zacht te gorgelen gebruikt, met een pyp konnen ingeworpen werden: geduurig werk werd 'er vereischt, op dat de delen niet verdorren. 812. Indien alle deze niet te laat, of te vergeefs beproeft (809-811.) de ziekte zy meest onlangs, en worgende, van een hooger oorzaak, als de plaats zyn zal van de snyding, met de alderergste toevallen (807.) en tot noch toe geen vuurige versterving,Ga naar voetnoot(a) aanstonds na de scherpe voorkennis zal men in 't werk stellen een opening in de longpyp.Ga naar voetnoot(b) 813. Welk zal geschieden, voor af bereid 't Lichaam van de zieke, in de longpyp beneden het onderste van 't strottenboofd op de distantie van een duim, de huid doorgesneden en de indekzels; de spieren weg genoomen; 't tusschenstandige tusschen de ringen van de lugtader gesneden; daar boven op gezet een zilver buisje; daar na de oorzaak weggenoomen, welk dit werk gevordert had, dan door te genezen de wond. Ondertusschen moet men gebruiken voedende klisteren, indien de doorzwelging onmogelyk is. |
|