Stom, stom, stom!
Zichzelf, met een boos vertrokken gezicht, in de handpalm stompen: stommerik, ezel die ik ben! Zelfverwijt, waaraan uiting wordt gegeven door tuchtiging van het eigen vlees. Of: verwijt gericht op een ander, bijvoorbeeld wan-presteerder op het voetbalveld die zich het bruine monster heeft laten ontfutselen - de vereenzelviging met de speler of club is zó groot, dat ook de bestraffing naar het eigen lichaam verplaatst wordt.
Maar er is méér.
In de handpalm stompen kan ook betekenen: voldoening of spanning. In het geval van voldoening stompt men één keer met een blij of triomfantelijk gezicht. In het geval van spanning stompt men niet te hard, maar wel haastig: vlugge schiet-op stompjes als het ware, een boel achter elkaar, soms gaat het op applaus lijken.