'De Nederlandsche volksboeken'
(1949)–G.J. Boekenoogen– Auteursrecht onbekend
[pagina 207]
| |
De Nederlandsche volksboekenGa naar voetnoot1)I. InleidingOmstreeks denzelden tijd waarin onze oude volksboeken in vergetelheid raakten bij het eigenlijke volk - na eeuwen lang daarvan de geliefde lectuur te hebben uitgemaakt - zijn ze daarentegen de aandacht gaan trekken van het overige deel van het lezend en boeken-verzamelend publiek, en wel in steeds meerdere mate. Dit is natuurlijk niet toevallig, maar hangt samen met de toenemende belangstelling voor wat oud of curieus en zeldzaam is. Vroeger keek men die boekjes niet aan; nog voor tien of vijftien jaren kon men, niet alleen op boekenstalletjes, maar ook op verkoopingen, de Historie van den Ridder met de Zwaan, van Floris en Blanchefleur, van de Verduldige Helena, in uitgaven van de Koene's en andere drukkers uit het eind der 18de en het begin der 19de eeuw voor een kleinigheid koopen. Thans zoekt men de volksboeken op de markten te vergeefs en moet men ze op boekenveilingen duur betalen. En verwonderlijk is dit niet nu het drukken dezer boekjes heeft opgehouden en ook de late, slechte uitgaven ervan steeds schaarscher worden, terwijl ze door meerderen worden begeerd. Van verscheidene drukken van Koene en van Rijnders te Amsterdam, van De Lange te Deventer, van de Antwerpsche uitgevers Heyliger en Thijs, van Van Paemel te Gent, om slechts enkelen te noemen, zijn blijkbaar nog een vrij groot aantal exemplaren in wezen; doch opmerkelijk is dat er van andere edities van diezelfde drukkers slechts een of twee, en soms zelfs geen enkel exemplaar bewaard schijnt te zijn gebleven. Nagenoeg alle oude uitgaven van volksboeken zijn derhalve zeldzaam en vele waren dit al in de eerste helft der 19de eeuw, zooals duidelijk blijkt uit de moeite die reeds Van den Bergh had bij het opsporen van exemplaren van sommige volksboeken, toen hij zijn in 1837 verschenen werk over De Nederlandsche Volksromans schreef. En geen wonder! Voor enkele stuivers te koop en alleen onder de lagere standen verbreid, waren de volksboeken voorbeschikt om te verdwijnen. Ze ondergingen het natuurlijk lot van alle volkslittera- | |
[pagina 208]
| |
tuur en gingen te niet, evenals de liedboekjes en vliegende blaadjes. Hoe dikwijls ook herdrukt, zoodat er tal van exemplaren hebben bestaan, van die vele zijn slechts enkele tot ons gekomen. Van de Historie van Floris en Blanchefleur, die bijzonder populair is geweest, kan het bestaan van minstens 28 drukken bewezen worden; zonder twijfel is een nog veel grooter getal spoorloos verdwenen. Maar van de drukken van vóór 1840 zijn thans alles te zamen niet meer dan 34 exemplaren bekend! Van de Historie van Malegijs konden slechts 17 oude exemplaren opgespoord worden, van andere volksboeken nog veel minder; ik noemde met opzet zeer druk gelezen historiën: er zijn ook volksboeken waarvan slechts één of twee exemplaren bewaard bleven of die geheel verdwenen zijn. En toch zijn ook die boeken wellicht zeer verbreid en in trek geweest. Men vergelijke b.v. het veelzeggende feit dat men van het Haerlems Oudt Liedt-Boeck nog slechts drie exemplaren kent: één 17de-eeuwsche uitgave, het tweede een 16de druk en het laatste een 27ste druk van het jaar 1716. Dat niet alle oude volksboeken voor ons verloren gingen is deels te danken aan toeval, deels aan de omstandigheid dat er reeds in de 16de en 17de eeuw evenals later liefhebbers zijn geweest die eenige ervan als curiosa of als voorbeelden van oud drukwerk in hunne boekerij hebben bewaard. Werden dan een aantal dezer kwartijntjes bij elkaar of bij een bundel pamfletten ingebonden, dan vermeerderde de kans dat ze in andere bibliotheken overgingen en bleven bestaan. Een groot deel van de oude drukken der volksboeken die wij hebben is op déze wijze behouden gebleven. Enkele kostbare fragmenten van zeer oude uitgaven zijn te voorschijn gekomen uit boekbanden, waar die bladen, op elkaar geplakt, als bordpapier dienst deden. Exemplaren van drukken uit de 17de eeuw of ouder behooren dus natuurlijk tot de groote zeldzaamheden. Bijna alle berusten in openbare boekerijen, somtijds reeds gedurende eeuwen, of in de verzamelingen van bekende boekenliefhebbers. Veel ervan is terecht gekomen in de bibliotheken van Den Haag en Leiden, Gent en Brussel, maar veel ook bevindt zich buiten de Nederlanden, geheel Europa door verspreid; van de particuliere verzamelingen is er geen zoo rijk aan volksboeken als die van den Hertog van Arenberg te Brussel. Die oude drukken zijn bijna altijd unica; en daar de schatten der | |
[pagina 209]
| |
buitenlandsche bibliotheken nog niet alle zijn nagegaan, komen er bij onderzoek verschillende oude drukken voor den dag waarvan het bestaan tot dusver niet werd vermoed. Onze kennis omtrent de oude volksboeken is dan ook nog zeer onvolkomen. Niet alleen zijn omtrent een deel dier litteratuur nergens berichten te vinden, maar de mededeelingen die men omtrent de niet geheel vergeten volksboeken vindt, zijn niet alleen onvolledig, maar helaas dikwijls ook geheel onbetrouwbaar en onjuist. Zooals bekend is heeft Mr L.Ph.C. Van den Bergh in 1837 een zeer verdienstelijk boek uitgegeven over De Nederlandsche Volksromans, waaruit ook thans nog nuttige inlichtingen te putten zijn. Maar daarin worden slechts 28 (of eigenlijk slechts 27 verschillende) volksboeken besproken of genoemd, en het spreekt vanzelf dat deze eerste poging om de geschiedenis onzer volksboeken te schrijven hoogst onvolledig is en de daarin gegeven beschouwingen veelszins verouderd zijn. Veel uitvoeriger is het bekende werk van Dr G.D.J. Schotel, getiteld: Vaderlandsche Volksboeken en Volkssprookjes van de vroegste tijden tot het einde der 18e eeuw, dat in 1873 en '74 verscheen en, gelijk men weet, eene navolging is van Nisard's boek over de Fransche volkslitteratuur. Het levert ontegenzeggelijk eene interessante en vermakelijke lectuur, en er zijn een aantal zaken die het onderwerp betreffen, te zamen gebracht die men elders niet alle bijeen kan vinden. Ook is de illustratie van het boek goed en belangwekkend. Wie dus belang stelt in curieuse oude zaken vindt hier, op eene aangename wijze verteld, allerlei van zijn gading. Maar, wee hem die meenen mocht dat we hier werkelijk eene nauwkeurige en bruikbare geschiedenis onzer volksboeken hebben! Immers van het begin tot het einde is het boek volslagen onbetrouwbaar. Van de eischen die men aan wetenschappelijk werk stellen mag, had Dr Schotel andere begrippen dan die van onzen tijd. Hij heeft zich verdienstelijk gemaakt door met grooten ijver overal verspreide bouwstoffen te verzamelen en met behulp daarvan leesbare boeken over oude zeden en zaken te schrijven; maar de wijze waarop hij daartoe die bouwstoffen heeft verwerkt en bewerkt, is naar onze hedendaagsche begrippen meer dan zonderling. De goede en de kwade zijde van zijn wijze van werken komt ook in dit werk over de volksboeken duidelijk uit. Zijne mededeelingen zijn namelijk door- | |
[pagina 210]
| |
loopend een mengsel van ‘Wahrheit und Dichtung’. Overal waar hem de gegevens omtrent iets ontbraken, hetzij omdat het besproken volksboek inderdaad voor hem en ieder ander ontoegankelijk was, hetzij omdat hij toevallig het benoodigde boek niet in handen had, heeft hij die gegevens - in goed vertrouwen dat het wel zoo zou zijn - aangevuld uit boeken over hetzelfde of een dergelijk onderwerp uit andere landen die hij wèl bij de hand had, en dat bijna zonder den lezer te waarschuwen. Wij krijgen dus als inhoudsopgave van een Nederlandsch volksboek te lezen de vertaling van een overzicht van een Fransch of Latijnsch boek van denzelfden naam, maar dat volstrekt niet denzelfden tekst bevat als het onze; of hij past beschouwingen over voortbrengselen van andere litteraturen zonder grond toe op onze Nederlandsche. Dat hij goedgeloovig zijn buitenlandsche bronnen naschrijft en tal van verouderde voorstellingen, die in 1873 reeds lang en breed waren weerlegd, klakkeloos herhaalt, is ook voor de waarde van zijn werk niet bevorderlijk. Bovendien is Schotel, zooals bekend is, uiterst onnauwkeurig in het citeeren; van de bladzijden waarnaar verwezen wordt en van de jaartallen is dus een groot percentage onjuist. Bijgevolg kan zijn boek voor wetenschappelijke doeleinden niet dan met de grootste voorzichtigheid worden gebruikt, al kan de beoefenaar der wetenschap die onze volksboeken gaat bestudeeren hier allerlei aanwijzingen vinden die hem wellicht dienstig zijn. Er zijn echter nog elders dan in de beide genoemde boeken gegevens omtrent onze volksboeken bekend gemaakt, en daaronder zeer gewichtige. Maar deze liggen heinde en verre verspreid. Mone's zeer verdienstelijk Übersicht der Niederländischen Volks-Literatur älterer Zeit (1838) en de verschillende bibliographische werken (Graesse, Campbell, Nijhoff en de Bibliotheca Belgica, met tal van catalogi van bekende boekverzamelingen) bevatten natuurlijk ook veel dat voor de kennis van de volksboeken van gewicht is. In tal van tijdschriften (inzonderheid in Bibliophile belge, Tijdschrift voor Nederlandsche Taal- en Letterkunde, Navorscher, Dziatzko's Sammlung bibliothekswissenschaftlicher Arbeiten) vindt men verspreide mededeelingen over dit onderwerp. En ook in de nieuwere litteratuur-geschiedenissen (b.v. die van Te Winkel, Kalff en Ten Brink) zoekt men de volksboeken gelukkig niet te vergeefs. Aan slechts enkele volksboeken was echter tot voor korten tijd een | |
[pagina 211]
| |
afzonderlijke studie gewijd. Er verschenen herdrukken van Huyge van Bourdeus (door Wolf in 1860), van de Heemskinderen (door Matthes in 1874), van Reynaert de Vos (naar den Antwerpschen druk van 1564 door Martin in 1876 en de oudere prozabewerking door Muller en Logeman in 1892), van Appollonius van Thyro (door Penon in 1881), en academische proefschriften over Karel ende Elegast van Kuiper (1890), de Seven wijse Mannen van Romen van Botermans (1898) en de Proza-bewerkingen van het Leven van Alexander den Groote van Hoogstra (1898); alles van belangrijke inleidingen voorzien. Ook in de uitgaven der Middelnederlandsche romans van Limborch door Van den Bergh (1846) en Seghelijn van Jherusalem door Verdam (1878) worden de daarmede samenhangende volksboeken besproken. Vermelding verdient hier voorts de uitgave van de Historie van den Jongen geheeten Jacke door Bolte in zijne belangrijke studie over ‘Das Märchen vom Tanze des Mönches im Dornbusch’ in Festschrift zum 5. Neuphilologentage (Berlin, 1892). Maar zelfs de mededeelingen betreffende de aldus opzettelijk behandelde volksboeken zijn nog voor aanvulling vatbaar; de verschillende noodige gegevens liggen op zoovele plaatsen verborgen, dat slechts een geleidelijk onderzoek dat alles langzamerhand aan het licht zal kunnen brengen. Om die reden besloot de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde tot het uitgeven van herdrukken van de belangrijkste Nederlandsche volksboeken. Het eerste noodige is dat de tekst van de oudste en beste edities, die thans nog onbekend verscholen liggen in de verschillende boekerijen van Europa, zorgvuldig worde uitgegeven en aldus onder ieders bereik gebracht. Eerst daarna kan het volksboek met vrucht worden bestudeerd. En dat deze werkzaamheid vanwege de Leidsche Maatschappij niet overbodig en vruchteloos is, blijkt hieruit dat van de tot nog toe verschenen zeven herdrukken de nagedrukte uitgaven bewaard worden in boekerijen te München, Bremen, Leiden, Parijs, Gent en 's Gravenhage en in de particuliere bibliotheek van den Hertog van Arenberg, terwijl van twee van deze volksboeken de inhoud tot dusverre volkomen onbekend was, van drie andere het bestaan van den als voorbeeld gebruikten oudsten druk zelfs niet werd vermoed, en van een vierde het oudste exemplaar alleen was vermeld in een vergeten rapport uit het jaar 1838. De zoodoende verkregen teksten dier volksboeken zijn veel juister | |
[pagina 212]
| |
dan de vroeger bekende - d.w.z. voor zoover die volksboeken alreeds bekend waren. Is bij de Leidsche herdrukken het bekend maken van den besten tekst onzer volksboeken hoofdzaak, toch wordt daarin tevens bijeengebracht wat er verder omtrent het boek bekend is, o.a. eene nauwkeurige opgave van alle reeds ontdekte drukken en van de litteratuur betreffende het volksboek, herdrukken van de historieliederen die er mede samenhangen, enz. Natuurlijk zijn de volksboeken niet alleen voor de litteratuur-geschiedenis van belang. De firma E.J. Brill te Leiden, overtuigd dat deze altijd interessante en meestal ook vermakelijke, soms zelfs zeer grappige ‘historien’ ook bij het gewone lezende publiek in den smaak zullen vallen, nam niet slechts de uitgave ervan op zich, maar was ook bereid de herdrukken te versieren met reproducties van de oorspronkelijke curieuse houtsneden der oude drukken. Derhalve kan men zich thans boeken, waarvan het origineel voor ƒ400 of ƒ500 verkocht is geworden, unica die voor het publiek niet toegankelijk of alleen door een reis naar een buitenlandsche bibliotheek bereikbaar zijn, aanschaffen voor een prijs die gemiddeld nog geen gulden bedraagt. Behalve de Leidsche herdrukken verschijnen thans door de goede zorgen van de Haagsche firma Mart. Nijhoff ook zeer geslaagde facsimile's van sommige zeldzame volksboeken. Daarvan zijn er vier verschenen, zoodát, daar dit andere zijn dan de door de Leidsche Maatschappij voor herdruk gekozene, de gelegenheid om de oorspronkelijke teksten onzer volksboeken te leeren kennen ook door deze uitgave wordt vermeerderd. Het spreekt vanzelf dat door dit alles nog slechts een aanvang gemaakt is met het ontginnen van dit studieveld. De tijd waarop het geheele terrein bewerkt zal zijn is nog verre. Toch heb ik bij het voorbereiden van de vanwege de Leidsche Maatschappij uitgegeven herdrukken reeds allerlei gevonden en verzameld dat niet geheel onbelangrijk is en waarvan de mededeeling wellicht anderen welkom is. Daarom verklaarde ik mij op verzoek der Redactie bereid het voornaamste daarvan in dit tijdschrift bekend te maken. De bouwstoffen waarover ik beschik vormen echter uit den aard der zaak geen afgesloten geheel; ook is het natuurlijk niet onmogelijk dat enkele beschouwingen op grond van later aan het | |
[pagina 213]
| |
licht komende feiten wijziging zullen moeten ondergaan. Mijne mededeelingen kunnen echter, naar ik hoop, medewerken om de belangstelling voor onze volksboeken te verhoogen en daardoor ook aanleiding geven tot aanvulling van de kennis aangaande dit merkwaardig deel onzer letterkunde. |
|