| |
| |
| |
Zakenregister
Aandacht 27, 278 |
afstand 234, 255-256, 268 |
afstand, ruimtelijke: 158-159, 189-190, 192, 194-198, 202, 234, 245-246 |
afstand, tijds-: 121-128, 129-133, 146-148, 156, 189-190, 218, 245, 281, 288 |
auteur 11, 81, 118, 125, 133, 137-138, 157, 163, 232, 239-240, 242, 248-249, 268, 271, 285, 299 |
auteur, alleswetende: 253-254 |
|
Beleving 25, 26-27, 62-67, 71, 72, 74, 87-88, 101-102, 146-148, 148-150, 157-160, 166, 218-219, 241-246 |
bericht 239, 254, 261, 262, 263-264, 266, 267, 269 |
bewustzijnsniveau van de beleving 25-27, 202-203, 245 |
bewustzijnsniveau van de theoretische reflectie 25-27, 31, 149, 202-203, 245 |
|
‘Character, flat’ 212-232, 290 |
‘character, round’ 212-232, 290 |
compositie 10, 220-221, 223, 232, 240, 271, 273-277, 280-281, 287, 299, 316-327 |
compositie, dynamische: 141-142, 149-153, 155 |
compositie, statische: 133-134, 142, 151 |
constituenten van een scène 100-118, 207, 217, 224, 288, 293 |
continuïteit 26, 66-67, 74-75, 76-88, 99, 101-103, 106, 164, 207, 218 |
contrapunt 93 |
|
Deiksis 24, 62 |
detectiveverhaal 146 |
determinanten van het verband tussen dominerende motieven 99, 106-107 |
dialoog 62, 75, 143-144, 145, 147, 197, 251 |
dialoog, polarisering van de: 197 |
diepte 158, 234, 255-258, 273, 276, 277-278, 279, 280-282 |
distinctiviteit 111-113, 114-115, 119, 134 |
dramatisch karakter van het verhaal 141-142, 151 |
|
Economie 289 |
einde van een hoofdstuk 278-280 |
einde van het verhaal 14, 53, 282, 327 |
episch karakter van het verhaal 142 |
expositie 75, 144, 256, 257, 265 |
|
Fabel 14 |
fase 120, 127-129, 133-135, 135-142, 143-145, 150-153, 154-156 |
fictie 241-246, 247, 252, 284, 290-291 |
fictionalis 242, 246, 249, 262, 290, 292 |
figuur: zie persoon |
|
Geheugen 74-75, 90-91. Zie herinnering. |
genre 9-10, 79-80, 295 |
gezichtshoek 251, 253 |
gezichtspunt 247-252, 252, 261, 267, 273-274, 292, 321 |
|
Herhaalbaarheid 13-14, 60, 287 |
herhaling 49, 50, 158, 161-188, 198, 278, 280, 289, 293 |
herinnering 62-65, 90-93, 159, 163, 190-192, 197, 280-281, 288 |
hoofdstuk 93-99, 106-115, 158, 292 |
|
Identiteit van handeling 69-70, 82 |
identiteit van de persoon als constituent van een scène 100, 102 |
identiteit van de persoon van de lezer 66-67, 74 |
inhoud 11, 23, 186 |
‘interpenetration, dynamic’: 74-75, 90-93, 163, 280 |
| |
| |
Kunst-grepen om het verhaal vloeiend te doen verlopen 76-88, 98, 124, 126, 174, 271, 292 |
|
Lezer 10-11, 12-13, 66-67, 74, 90-92, 102, 114, 115-118, 125, 130-133, 143, 146-148, 148-150, 158, 160, 162, 163, 166-167, 175, 182, 184, 187, 189, 191-195, 207, 211, 221-223, 226, 227, 233-237, 240-246, 247-248, 252-254, 262, 271, 278, 283-287, 291, 292, 293, 294-295 |
lezer, gecreëerde: 191, 193 |
lezer, persoon van de: 194, 241-246, 252, 283-287, 289, 290 |
lijn 25-26, 27, 31, 40, 55-59, 61-64, 67-74, 76-89, 90-92, 119, 153, 158, 274, 287, 319 |
lijnstuk 25-26, 27, 40, 59, 60, 61-64, 66, 67, 89, 90-99, 106-119, 155, 164, 287 |
|
Mededeelbaarheid 12. |
milieu 100-101 |
‘monologue intérieur’ 78, 79, 79-85, 145, 147 |
‘monologue intérieur’, directe: 81, 261-262, 263, 267, 269, 273 |
‘monologue intérieur’, indirecte: 77, 78, 79, 81-82, 83, 84, 143-144, 207, 220, 246-247, 261, 262-267, 267, 268-274, 320, 323 |
‘monologue intérieur’, iteratief-duratieve indirecte: 264 |
‘monologue intérieur’, karakteriserende en verklarende indirecte: 264-267 |
‘monologue intérieur’, meebelevende indirecte: 264-267 |
‘monologue intérieur’, momentane indirecte: 264 |
motief 15, 21, 22, 26-59, 277-280, 287-288, 289, 292, 293, 294, 295 |
motief, abstract: 31-34, 36-37, 37-39, 39-40, 51, 52, 59, 90, 92, 158, 175, 177, 178, 208, 209, 265, 271, 272, 273, 274, 275, 276, 277, 294, 321 |
motief, ondergeschikt: 93-94 |
motief, compositie-: 36-37, 50, 164, 178, 186, 229-230, 232, 270-272, 324-325 |
motief, grond-: 55-59, 90, 96-99, 106-112, 113, 115, 118, 134, 135, 141, 151, 156, 158, 159, 160, 162, 163, 164, 168, 170, 176, 181, 184, 188, 208, 209, 220, 224, 249, 274, 276, 277-278, 282, 287, 293, 320, 321, 324, 327. Zie ook sluit-motief. |
motief, hoofd-: 51 |
motief, leid-: 160-161, 163-164, 164-175, 180, 184, 188, 199, 200, 278, 288, 289, 292, 322, 323 |
motief, sluit-: 41-55. Zie grondmotief. |
motief, verhaal-: 26-32, 33, 36, 39-40 50, 51-54, 59, 89, 90, 92, 93, 100, 101, 102, 111, 113, 118, 129, 139, 141, 142, 155, 158, 159, 164, 165, 167, 169, 175, 177, 178, 186, 209, 228, 232, 249, 264, 266, 268, 270, 272-273, 274-276, 277-278, 294, 319, 321, 324, 327 |
motief, dominerend verhaal-: 93-99, 100, 101, 102, 106-119, 156, 288 |
multivalentie van verhaalmotieven 39-40, 55, 178, 277 |
|
Nawerking 92, 127, 129, 152-153, 159, 327 |
Objectief beeld van het verhaal 286-287 |
omvang 14 |
onmisbaarheid 257-258 |
opeenvolging 60, 61, 63, 65, 99 |
opeenvolging van lijnstukken 90-93, 99-100, 108-109, 116, 119, 135 |
opeenvolging van zinnen 23-26, 60-61, 66-67, 69, 70, 71-72, 74, 87-89, 108, 119, 157, 194, 278 |
|
Persoon 9, 190-193, 194-195, 212-232, 238-239, 244, 289, 290, 291, 292, 293, 294, 295 |
persoon als constituent van een scène 100, 101, 102, 103-118, 207, 217, 232, 288 |
personage: zie ‘character’. |
personage, dramatisch (dynamisch): 214-217, 230 |
| |
| |
personage, de ruimte belevend: 224-232, 278, 323, 325 |
personage, statisch: 214-217, 230 |
personage, de tijdbeweging belevend: 219-224, 290, 325 |
personage, de tijdbeweging ‘levend’: 219-224 |
perspectief 62, 115, 132, 141, 155, 178, 233-282, 291, 292, 293, 295, 319, 323 |
perspectief, motieven-: 277-280, 280 |
perspectief, tijds-: 280-282 |
plaats van handeling als constituent van een scène 100-101, 102-103, 103-118, 189-190, 207, 217, 224-232, 257, 288, 293 |
plaats van handeling, topografische: 189-190, 192-193, 202 |
‘point de vue’ 8, 62, 79. Zie gezichtshoek, gezichtspunt, standpunt en punt van waarneming en beleving. |
praesens historicum 112, 202, 246-252, 261, 262, 267-269, 321 |
praeteritum 122, 240-246, 247, 248, 249, 252 |
‘present, specious’: 65 |
psychologie 11, 90, 102, 234, 245, 278 |
punt van waarneming en beleving 194, 195, 211, 233-234, 238-240, 252, 277, 284 |
|
Rede, directe: 81, 267-268 |
rede, onafhankelijke indirecte: 81 |
referent 56, 58 |
referentie 56, 58 |
referentiepunt 56, 58 |
retardering 101, 113, 115 |
ruimte 9, 49, 177, 189, 190-211, 224-232, 233, 260, 277, 289, 290, 291, 292, 293, 294, 295, 320 |
ruimte, beleefde: 225-232, 320 |
ruimte, concretisering van de: 193, 204, 209-211 |
ruimte, zingeving aan de: 193 |
ruimte, belangen-: 193, 196-211, 224, 225, 226, 292 |
ruimte, speel-: 193, 194-195, 195-211, 224, 225, 226, 292, 322-323 |
|
Samenhang 23 |
samenvatting 137, 139, 140, 141, 153-155, 275, 292 |
schrijftrant 21-22, 70, 231, 269 |
scène 100-103, 105, 106, 120, 288, 292 |
spiegeling 33, 36, 161-163, 164, 175-184, 188, 205, 223, 278, 289, 292 |
standpunt 82, 84, 238-239, 250-252, 253, 254, 259, 260, 261, 263, 265, 267, 268, 269, 270, 272, 273-274, 292 |
‘stock response’ 286 |
‘stream of consciousness’ 80, 146 |
structuur 8-9, 10, 220, 230-231, 240, 241-242, 283, 287-295, 299 |
subjectief beeld van het verhaal 286-287 |
sujet 14-22, 23, 37, 93, 271 |
symboliek 166, 169, 171-172, 180-184, 204-205, 278-279, 321 |
symbool, primair: 94-95, 114 |
|
Tegenwoordigheid, voortdurende: 157-188, 289, 292 |
tempo 101, 121, 142-147, 148-150, 152, 155, 156, 288-289, 292 |
tijd 51, 60, 61-62, 277, 292, 293, 294, 295 |
tijd en beweging 101-103, 119, 193-194, 292 |
tijd en opeenvolging 66-67, 69, 70, 71, 74, 87-88, 92, 116, 135, 193-194, 293 |
tijd en volgorde 61-65, 67, 69, 70, 74, 87-88, 135, 194, 245, 292, 293 |
tijd, beleefde: 218-224 |
tijd, concentratie van de voortgaande: 149-150, 152, 153 |
tijd, durende: 102-103 |
tijd, epische: 121, 142-156 |
tijd, gemeten: 146-148 |
tijd, grafiek van de epische: 145-148 |
tijd, uitbreiding van de voortgaande: 149-150, 150-153 |
tijd, vertelde: 62, 120-121, 121-156, 288-289, 292 |
tijd, klok-: 119, 120-156, 292 |
tijd, vertel-: 121, 142-156, 158, 288-289, 292 |
tijd als constituent van een scène, voortgaande: 101-118, 156, 218-224, 249, 257, 288, 292 |
| |
| |
tijdaanduiding, directe: 122-128, 129-135, 135-140, 141, 147, 148, 149, 151, 153, 281, 292 |
tijdaanduiding, indirecte: 122-128, 129-135, 135-140, 147, 148, 151, 152, 153, 281, 292 |
tijdervaring als grondmotief 51-52, 224 |
toneel 194, 208 |
typografie 66, 70, 71, 114. Zie: wit, verticaal. |
|
Uitleg 237, 239-240 |
|
Verband, explicatief: 70-72, 74, 75, 76-88, 94, 98, 108, 197, 237, 256-258, 264, 271 |
verband, factisch: 62, 64, 66, 67, 288 |
verband, gelijktijdig: 69-70, 71-72, 74, 75, 76-88, 94 |
verband, logisch: 62, 72 |
verband, natuurlijk: 62, 102, 109, 129, 131, 137, 143, 145, 147, 152 |
verband, opeenvolgend: 68-69, 72, 74, 75, 76-88, 94, 96, 97, 98, 99, 109, 187, 320 |
verband, propulsief: 73-74, 74, 94, 108 |
verband, psychologisch: 61, 62-65, 66, 67, 87, 288 |
verband tussen lijnstukken 90-99, 106-119, 292 |
verband tussen zinnen 23-26, 55-58, 60-89, 292 |
verhaal 9-11, 234-237, 239-240, 241-246, 252-253, 283-295 |
versnelling 101, 144-145, 148-150, 292 |
vertelfunctie van de taal 290-291 |
verteller 78, 81-82, 83, 84, 184, 191, 192-193, 235-240, 253-254 |
verteltrant, objectieve: 238, 250, 252-261, 262, 263, 265, 266, 267-268, 272, 292 |
verteltrant, subjectieve: 238-239, 247-252, 258-266, 267-274, 292 |
verwachting 65, 73-74 |
volgorde 60-67, 74, 87, 99-100, 119, 157, 158, 194, 245, 280-281, 288 |
volgorde van lijnstukken 99-100, 108-109, 119 |
voorbereiding 161-162, 163, 164, 184-188, 278, 289, 292, 322 |
voorgeschiedenis 121, 166, 178-179 |
vorm 11, 23, 186 |
|
Werkelijkheid in het verhaal 12-14, 103-105, 143, 147-148, 157, 162, 166, 186, 219-221, 235-246, 252, 270, 283-284, 287-291, 294-295 |
wit, verticaal: 94-95, 96, 99, 114-115, 119, 202, 278, 292 |
|
Zichtbaarheid 224-227 |
zin 21, 55, 60, 75, 76-78 |
|
|