Media vita(1931)–J.C. Bloem– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 8] [p. 8] Levensloop Zoo worden zij gejaagd tusschen de polen En de'evenaar, op een vervoerend lied. Zoolang het leven nog klinkt als violen Zijn zij rampzalig en achten het niet. De dwazen: om een vloeibren droom gekrampte Handen, oogen in oogen groot en schouw. De wijzen: als de wolk der jeugd verdampte, Een klein geluk, een onverschill'ge vrouw. En beiden: 't lichaam, tot den dood verzworven, Waarin het leven niet meer kolkt en schuimt, Het wordt, in een toevallig bed gestorven, Op een vuig kerkhof haastig weggeruimd. Vorige Volgende