De brieven van J.C. Bloem aan Aart van der Leeuw
(1979)–J.C. Bloem– Auteursrechtelijk beschermd23Amf. 20 Nov. '14
Sehr verehrter Herr Pangermanicus, Lang laat ik op mijn antwoorden wachten, dat geef ik toe, maar je ziet 't, het komt er toch van. Ik wachtte zoolang ook omdat ik eigenlijk niets bizonders te zeggen heb. Ik ben zoo'n heel klein beetje aan 't werk, maar ik kan toch niet voor de Kerstvacantie examen doen, zoodat het nu wel eind Januari moet worden. Ik wou, dat ik nooit met die juridische studie begonnen was, dat zeg ik nu niet in een oogenblik van gedeprimeerdheid, want ik begin er nu toch iets als het einde ervan te zien en dat geeft weer moed, al zal ik er nog een hoop narigheid voor moeten doorstaan, maar omdat ik dit inzie: dat 1e maatschappelijk mij den Mr. titel niet het voordeel zal geven, wat die vele jaren (3 voor staatsexamen + 6 studententijd) mij hebben doen verliezen, omdat men, Mr. zijnde, toch eigenlijk pas moet beginnen; en 2e dat ik, particulier, zooveel ellende er door en er voor heb moeten doorstaan (en waarschijnlijk nog zal doorstaan), die mij anders bespaard zou zijn gebleven (tenminste?...) en die de titel heusch niet waard is. Maar wat is de quaestie bij een academische studie? Ik vergelijk deze altijd, zooals ik je wellicht al eens schreef, met de bek v/e slang, die, naar ik mij meen te herinneren uit mijn | |
[pagina 62]
| |
schooltijd, met weerhaken is bezet, zoodat de prooi wel verder er in, maar nooit er uit kan. Is men eenmaal in dit trage schuitje geraakt, dan moet men verder meeroeien, want gesjeesd student is heelemaal niets, of liever gezegd minder dan dat. Komt men kersvers van H.B.S. of gymnasium, dan is dit nog een aanbeveling, maar heeft men een paar jaren gestudeerd en de studie opgegeven, dan is dit een afbeveling. Daarom moet ik maar volhouden, zonder de minste ambitie, zonder energie gevende hoop, maar met een doffe, stompzinnige, taaie en toch weer loome volharding, en alleen dit weten: dat er eens toch wel eens een eind aan komt - als alle aardigheid v/h slagen eraf is. Verder zit ik in een financieele misère, die meer dan erg is, en waaraan ik maar niet denk, omdat ik toch niet weet wat ik beginnen zal. Als jij soms Maecenates weet, die ƒ3000 onbeheerd op hun nachtkastje laten slingeren, houd ik mij voor hun adres aanbevolen.Ga naar voetnoot93 Het zal nu dus wel Februari worden eer ik weer eens de Voorburgsche contreien uitkom. Maar dan houd ik mij aanbevolen voor een bezoek bij jelui, nadat ik voor mijn examen gezakt zal zijn. Dat zal me troosten. - Wat nu je promofsche argumenten betreft, ik vind ze voor het verstand heel mooi, maar ze laten het gevoel (het mijne althans) volmaakt onbevredigd. Je kunt praten als Brugman, als ik maar het woord Duitschers of Duitschland hoor, slaat er zoo'n golf van walging en haat in mij op, dat redeneeren vruchteloos is. Ik behoud voldoende objectiviteit om verstandelijk te kunnen waardeeren, dat is alles, en meer wensch ik ook niet. Zou je mij de boeken, die je van me hebt, eens willen terugsturen? Er zijn er enkele, die ik graag weer eens wou inzien. Ik heb een paar dagen geleden de Xte Folge v/d Blätter für die Kunst ontvangen, maar heb nog geen tijd gehad ze anders dan hoogst vluchtig, gedurende het opensnijden, in te kijken. Er leken mij prachtige gedichten in te staan. Maar verbeeldt je, nu hebben ze alle namen van schrijvers achterwege gelaten, ‘als nicht unbedingt zur Sache gehörig’. Dat vind ik nu weer van die echt Duitsche aanstellerij, of liever Prinzipienreiterei (gij zult waarschijnlijk zeggen: Idealismus). Zoo absoluut geen rekening met de praktijk, dat is toch het leven, houden, maar alles maar afhakken binnen het Procrustesbed der ideeën.Ga naar voetnoot94 Ik had aan Frans Coenen geschreven (je weet, dat hij nu Redacteur van Groot Nederland is geworden) of ik bijv. 4 maal op een jaar een kroniek van buitenlandsche literatuur mocht schrijven. Hij vond het in principe wel goed, maar ik moest eens een proef sturen. Maar ach, ik heb geen tijd (in de ruimeren zin des woords) met dat vervloekte examen en al die zorgen.Ga naar voetnoot95 | |
[pagina 63]
| |
En vertel eens, van der Löwe zur Hindenburg, hoe gaat het met jou, met Toos en met Joh? Goed hoop ik. Ik meen gisteren, zag ik in de krant, dat Toos' zuster met Hijlingen is getrouwd. Zijn jelui naat de bruiloft geweest, en heb je dichterlijk gespeeched? Hoe vondt je het artikel van de Haan over de Duitsche rechtsgeleerden in de laatste Beweging? Dat is nog eens taal. Ik ben in een dergelijk enthousiasme voor de Haan ontbrand, dat, kon ik op wat meer uiterlijk schoon bogen, ik mij bijna aan hem zou gaan aanbieden.Ga naar voetnoot96 Nu adieu, doe mijn hartelijke groeten aan Toos en Joh en geloof mij
als steeds je vriend Jacques |
|