Verzamelde stilte
(1981)–Oda Blinder– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 25]
| |
Wazig landschap | |
[pagina 26]
| |
Ontwaakt uit een octopusslaap, de droomarmen nog uitgestrekt ter omhelzing van elke realiteit, baadt zich de pasgeboren dag in de groene vertwijfeling der mensheid. De waanzinnige is de dag vóór geweest; nu bindt hij een koord om de halsstarrige nek, welke krachtig weerstand biedt. Elke achtergrond is te veel, elk bezit te weinig voor deze mens die nóch zichzelf, noch een andere vinden kan in de landstreken alleen door hem ontdekt. Wel put hij rust uit de chaotische zinnelijkheid van zijn dorst maar de nietigheid ervan dompelt hem telkens opnieuw in de hevige branding van zijn bestaan. Met de zekerheid elke twijfelaar eigen, grijpt hij naar de misstappen van het lot om zijn trage weg te kunnen volgen. | |
[pagina 27]
| |
Brandt de zon nu zó erg, of is het misschien de denk-beeldige hitte der verliefdheid die hem nog steeds onder de voetzolen pijnigt? Verloren in de enge gewaarwording van een prikkelende liefdezon, strompelt hij loom verder. De stilte ontfermt zich over hem en vangt gewillig de hortende staccato's die zijn verschroeide lippen weg-werpen. | |
[pagina 28]
| |
Het alarmsignaal brengt abrupt een eind aan zijn drankzucht door het licht uit alle bokalen te doven; ofschoon deze duisternis over het algemeen een vriendelijke gast is, voelt de mens zich toch langzaam, maar zeker, verlagen tot de focus van zijn eigen imperfectie. Voor de krankzinnige is dit andersom. Vele levens verlenen hem het uitzicht, zowel in het verleden als in de toekomst. Slechts één ervan wordt door hem gekozen, vertroeteld, als het ware met meisjeshanden beschermd en zorgvuldig opgeborgen in de ruimte van het onderbewustzijn, waar verloren ogen - draaimolens van aandoeningen - elke uitstraling der zinnen belemmeren. | |
[pagina 29]
| |
Achter elk verlies groeit de beboste stugheid van het materialisme waarin deze door hallucinatie verdwaasde mens doelloos ronddwaalt. Zijn open mond, versierd met de dreigende witheid der tanden, is als een open klacht tegen de beschaafde wereld. Zelfs de jury kan hij overtuigen dat hij met knokige handen de schuldigen heeft vermoord op bevel van onze beschaving. Als de zwaarte van zijn pupillen aangetast is, wordt zijn potentie lamgelegd door het mechanisme van deze tijd. De besmetting echter is veeleisend en kiest een prooi uit onder zwaargebouwde of licht van harte slachtoffers. Tot zover het uiterlijk. |
|