L. Hooft-stuk. Van de Vlier-Rups, en Uiltjen.
I. OP de Vlier-boomen heb ik in de Hoeymaand en Oogstmaand MDCLXXXVI, soo te Vianen als t'Amsterdam eenige groene Rupsen gevonden, die matig klein waren, ik heb 'er eenige opgevoed, waar van sommige groen bleven, en andere Conchenilie Bleik-rood wierden. Se hadden ses scherpe pootjes, agt stompe aan 't middellyf, en twee aan de staart.
II. Als sy op een blad saten, sponnen sy daar een netjen over, en als men haar aanraakten, kropen sy niet voort, maar sprongen seer ras weg, aardig om te sien.