‘Het zijn reuzen, zeg ik je, je weet niets van ridderschap af, ik zal ze aanvallen, hoe ongelijk de strijd ook mag wezen.’
En terwijl hij Rossinante de sporen gaf, stormde hij op de molens af, schreeuwde: ‘Vlucht niet ellendelingen, slechts één enkele ridder waagt het u aan te vallen!’ en met de lans vooruit, stormt hij op den grootsten molen aan. Nauwelijks echter is hij vlak bij den molen of een der draaiende wieken geeft het paard zoo'n harden klap, dat èn paard èn ruiter worden opgenomen en een heel eind verder in een deerniswekkenden toestand neervallen.
Het kostte Sancho heel wat moeite om zijn makker weer op de been te helpen, die volhield dat hij door een toovenaar was beetgenomen. Deze, verklaarde hij, had uit haat tegen hem de reuzen in molens veranderd.
De arme Rossinante had zich ook niet weinig bezeerd en kon voorloopig den ridder niet meer dragen; zij wandelden dus verder en bereikten eindelijk een herberg, welke Don Quichotte weer voor een kasteel aanzag. De vrouw en de dochter van den herbergier kwamen naar buiten om de gasten te ontvangen en Don Quichotte bewees haar de eer die aan riddervrouwen toekomt. Zij brachten den nacht in erge harde en ongemakkelijke bedden door, maar onze ridder sliep, ondanks zijn vele wonden als een roos. Den volgenden morgen zei hij tegen den herbergier:
‘Edele Heer, ontvang mijn oprechten dank voor de gastvrijheid waarmee ge mij in uw kasteel ontvangen hebt. Om u mijn erkentelijkheid te bewijzen, verzoek ik u mij te waarschuwen indien iemand u of de uwen kwaad wil doen. Ik zal hem tot rede brengen, dat beloof ik u.’
‘Mijnheer,’ antwoordde de herbergier, ‘uw diensten heb ik niet noodig, ik verzoek alleen, dat uwe Hoogheid mij de verteringen betaalt, door u en uwe beesten in mijn herberg gemaakt.’
‘Wat zeg je!’ schreeuwde Don Quichotte, ‘ik ben hier in eene herberg? Weet dan dat het tegen de gewoonten van het dolende ridderschap indruischt om voor nachtverblijf te betalen. Dit wordt aangeboden in ruil voor de diensten, die wij u en de uwen bewijzen en nooit zal ik inbreuk maken op de wetten van mijn orde.’ Na dit gezegd te hebben reed hij ijlings verder.