20. De inhalige Hond.
Een hond liep met een stuk vleesch in den bek over een smal bruggetje. Toen hij nu in het water keek, zag hij zijn eigen beeld als in een spiegel. Hij dacht, dat het een andere hond was, die ook vleesch had en daar hij hem dat vleesch niet gunde, hapte hij naar hem en - plomp! daar viel zijn stuk vleesch in het water en zonk. Nu had hij door zijn hebzucht niemendal.