pannekoek rolde en rolde, zoodat hij al gauw niet meer te zien was, want de hardlooper was vlugger dan zijn vervolgers te zamen.
Toen hij een eindje was voortgerold, kwam hij een man tegen. ‘Goeden dag, pannekoek,’ zei deze. ‘Wees gegroet, man Johan,’ antwoordde de pannekoek.
‘Lieve pannekoek, rol niet zoo gauw maar wacht eens even en laat u door mij opeten!’ riep de man.
‘Als ik vrouw Handjegauw met haar kinderschaar en den grootvader allemaal ontkomen ben, dan ontkom ik ook u, man Johan,’ antwoordde de pannekoek en rolde en rolde, tot hij een hen tegenkwam.
‘Goeden dag, pannekoek,’ zei de hen. ‘Wees gegroet, henne Scharledenne,’ antwoordde de pannekoek.
‘Lieve pannekoek, rol niet zoo gauw, maar wacht eens even en laat u door mij opeten,’ zei de hen.
‘Als ik vrouw Handjegauw met haar kinderschaar en den grootvaâr altegaar en den man Johan ontkomen ben, dan ontkom ik ook u, henne Scharledenne,’ antwoordde de pannekoek en rolde en rolde, tot hij een haan tegenkwam.
‘Goeden dag, pannekoek,’ zei de haan. ‘Wees gegroet, haantje Kraantje,’ antwoordde de pannekoek.
‘Lieve pannekoek, rol niet zoo gauw, maar wacht eens even en laat u door mij opeten,’ zei de haan.
‘Als ik vrouw Handjegauw met haar kinderschaar, en den grootvaâr altegaar, den man Johan en henne Scharledenne ontkomen ben, dan ontkom ik ook u, haantje Kraantje,’ antwoordde de pannekoek en rolde en rolde tot hij een eend tegenkwam.
‘Goeden dag, pannekoek,’ zei de eend. ‘Wees gegroet, eendje Spillebeentje,’ antwoordde de pannekoek.
‘Lieve pannekoek, rol toch niet zoo gauw, maar wacht eens even en laat u door mij opeten,’ zei de eend.
‘Als ik vrouw Handjegauw met haar kinderschaar, en den grootvaâr altegaar, den man Johan, henne Scharledenne en haantje Kraantje ontkomen ben, dan ontkom ik ook u, eendje Spillebeentje,’ antwoordde de