| |
| |
| |
| |
Negende Hoofdstuk.
Op bezoek.
‘Kind, zou je nu asjeblieft eens een beetje willen voortmaken, 'k word kriegel van dat lange wachten!’ riep tante Lize op een Vrijdagmiddag ongeduldig aan de trap, ‘foei, 't is altijd ‘haast je langzaam met jou.’ Nadat ze haar blikken nog eens langs haar zwart zijden japonrok had laten gaan, die alleen bij bijzondere gelegenheden werd aangetrokken, nam ze haar kanten mantel van den kapstok en strikte voor 't kleine spiegeltje de linten van haar hoed vast.
Boven op den overloop hoorde ze haastige voetstappen en terwijl Co zich over de trapleuning boog, riep ze wanhopig: ‘'t Komt alleen van die akelige handschoenen, tante, ik kan ze met de warmte zoo moeilijk aan krijgen. Toe,
| |
| |
mag ik ze niet thuis laten? 'k Zal mevrouw de Wit wel vertellen, dat ik heusch een paar bezit en daarmee zal ze wel tevreden zijn. Ph, 't is om te stikken,’ liet ze er puffend op volgen.
Tante schudde afkeurend haar hoofd; zou Coby dan nooit eens begrijpen hoe 't hoorde? Zij zelf had haar dikke vingers in glacé's geperst; waarom zou Co dan geen dunne zijdjes kunnen aandoen. ‘Malligheid, niets dan malligheid,’ besloot ze bij zichzelf en daarom riep ze ontstemd naar boven: ‘Daar kan geen sprake van zijn, kind, als je een visite in de stad maakt, dien je er behoorlijk uit te zien.’
‘Nou en dan nog wel zoo'n gewichtige visite,’ spotte Co, ‘maar 'k zal m'n best doen, tantetje! De trein wacht wel even als de conducteur ons ziet aankomen.’
‘Dat kun je begrijpen,’ mopperde tante, die steeds zenuwachtiger begon te worden, ‘als je nu nog langer zeurt....’
‘'k Ben al klaar,’ stelde Co haar gerust, ‘maar m'n handen zijn zoo stijf ingepakt, dat ik ze niet eens kan dicht knijpen en in een van de vingertoppen zit ook al een gaatje. Dat juffert, zullen we maar zeggen, is 't niet, tante?’
‘Spiksplinternieuwe handschoenen en nu alweer stuk,’ zuchtte deze, maar om Coby niet langer op te houden, gaf ze maar geen antwoord meer. Eindelijk, eindelijk kwam het kind in haar keurig moeselientje naar beneden en nu was tante zoo trotsch op haar, dat er weer een lachje op haar gezicht kwam en ze niet kon nalaten, het aardige,
| |
| |
opgewekte ding eens even in de blozende wangen te knijpen. Wat allerliefst zag ze er uit in dat smaakvolle japonnetje; juffrouw Lize had er werkelijk schik in, haar zoo aan de dominésfamilie voor te stellen en als Co zich nu maar wat behoorlijk gedroeg, zou men stellig wel met 't toekomstige huisgenootje tevreden zijn.
De laatste dagen had tante de moeilijke taak op zich genomen, haar nog een paar degelijke lessen in manieren te geven, maar Co raakte er zoo door van de wijs, dat ze nog meer vergat dan anders en soms zoo onhandig deed, of ze pas op de wereld kwam kijken. De opvoedkunde van tante werkte eerder in de verkeerde richting en daarom had ze verstandig gedaan er Co niet meer mee lastig te vallen.
Grootvader was naar 't gemeentehuis, dus kon hij z'n mooi aangekleede kleindochter niet eens even bekijken. Maar vóór ze naast tante de laan uitwandelde, wipte ze nog heel even naar de boerderij, om zich in haar paaschbeste plunje te vertoonen. Daar schenen ze echter niet veel gevoel voor de nieuwe jurk te hebben, want Neeltje was de eenige, die over het buurvriendinnetje in verrukking raakte en haar met groote oogen stond te bewonderen. Ook Trien moest nog even een groetje hebben, dat was Co zoo gewend en op gevaar af een duchtig standje te krijgen, werd Geurtje nog even een zoentje gebracht. Op een drafje holde ze daarop de voordeur uit en tante achterna, die rood van ergernis zag. Was dat ook een manier van doen, iemand zoo lang te laten wachten? Als Co zulke onhebbelijkheden bij mevrouw de Wit begon, zou de aardigheid
| |
| |
gauw van haar af zijn! In haar verontwaardiging maakte tante zulke haastige pasjes, dat Coby moeite had haar bij te houden; maar gedwee als een hondje volgde het meisje haar op den voet, om verdere standjes te voorkomen. Op den dorpsweg brandde de zon zoo fel, dat de pareltjes tante op 't voorhoofd stonden, maar er was geen tijd meer de parasol te halen die ze bij dergelijke gelegenheden geregeld vergat. Gelukkig bracht Trien op 't laatste oogenblik nog uitkomst, want juist waren ze een vrij zonnig pad naar 't station ingeslagen, toen een luid geroep haar aandacht trok. Daar kwam de goede meid aangewaggeld met de parasol onder haar arm, maar nu haastte Co zich, haar tegemoet te gaan, om Trien den verderen loop te besparen.
‘Je bent een beste, hoor,’ hijgde de trouwe meid en meteen klopte ze haar lievelingetje nog even op den schouder. Ze had diep medelijden met 't kind, dat nu al in den vreemde moest en ze was ook zoo vrij geweest, de huishoudster flink haar meening te zeggen. Deze kreeg ten slotte de schuld van alles en of de juffrouw al volhield, dat de burgemeester zelf in overleg met den hoofdonderwijzer, tot 't besluit was gekomen, Trien liet zich niet overtuigen. Ze kon maar niet gelooven, dat mijnheer z'n lief kleindochtertje missen wou.
Heel vriendelijk behandelde de juffrouw de goede Trien den laatsten tijd ook niet en was de kleine Geurt er niet geweest, die met zijn lieve lachjes den vrede tusschen zijn beide verzorgsters bewaarde, dan zou 't niet zoo rustig in Roodkapje zijn toegegaan en had Trien zich ook nu niet
| |
| |
zoo voor haar meesteres uitgesloofd.
‘Als ze je soms geen aardig deerntje vinden, laat dan dat eigenwijze volk in de stad maar gerust naar de maan loopen,’ hoorde tante Lize de meid nog roepen, toen Co met de parasol kwam aandragen. ‘Je ziet er uit om door een ringetje te halen en je hartje is goed, wat wil 'n mensch nog meer?’
Coby keerde zich even om en wuifde, in antwoord op dat pluimpje, haar dikke vriendin nog eens hartelijk toe, waarna ze er nog een stapje bij deed, om de schade van 't oponthoud zooveel mogelijk in te halen. Straks zou de trein nog voor haar neus weggaan en de afspraak met de dominésvrouw op niets uitloopen.
Gelukkig had tante nog twee minuten tijd om een kaartje te nemen en kwam ze hijgend op 't perron aan, waar haar reisgenootje haar met ongeduld wachtte. ‘Vooruit juffrouw, een beetje voortmaken, anders komt u niet meer mee,’ waarschuwde een vriendelijke conducteur haar en hij gaf haar een steuntje in den rug, om 't instappen gemakkelijk te maken. Co had moeite zich goed te houden, want toen de trein weer voortrolde, zat tante te blazen als een stormwind en deed Co 't verwijt, dat zij van alles de schuld was. Gelukkig was deze op dat oogenblik zoo verstandig niet tegen te spreken en vermaakte ze zich met de reizigers te bestudeeren, die met haar in de coupé zaten. Langzamerhand raakte haar tong weer los en daar tante nog niet best te spreken was, babbelde ze maar met een buurvrouw, die ook behoefte aan een praatje scheen te
| |
| |
hebben. Na een groot half uur bereikten ze de plaats van bestemming en sprong Coby de hooge treden af, om, als een beleefde jongedame, tante bij 't uitstappen behulpzaam te zijn. Eerst had het juffertje nog allemanspraats, maar toen ze het huis van den predikant in 't oog kreeg, voelde ze haar hartje sneller kloppen en zei geen woord meer.
De dominésvrouw heette nu wel een heel aardig mensch te zijn, maar je kon toch niet weten, hoe ze bij nadere kennismaking tegenviel en de predikant stond bekend als een strenge man, die zijn plichten zoo in de puntjes nakwam, dat Co er wel een beetje den schrik van had. Toen ze nog in de stad woonde, was ze hem wel eens tegen gekomen, hu, zijn ernstig gezicht kon ze zich nog best voorstellen, omdat ze hem vaak had aangekeken. Maar alles kon toch ook meevallen en Coby sprak zichzelf maar moed in, toen tante aan de bel had getrokken en ze even later werden binnen gelaten.
‘Mevrouw wacht u al,’ zei 't dienstmeisje, ‘wilt u maar met me meegaan?’
Op haar teenen volgde Coby tante Lize door de gang, nog nooit had het anders zoo vrijpostige ding zoo'n behoefte aan haar gezelschap gehad, want ze vond 't een eng gevoel, strakjes alle blikken op zich gericht te zien. Ze trachtte zich de lesjes van tante nog eens gauw even in herinnering te brengen, maar slechts één kon ze er bedenken. ‘Je moogt nooit met je beenen over elkaar zitten, dat staat niet netjes voor een jong meisje,’ had tante haar geleerd en nu nam Co zich stellig voor, dit niet te vergeten. Als een jonge
| |
| |
dame zou ze zich gedragen om tante geen verdriet te doen, al hoopte ze natuurlijk in Roodkapje te mogen blijven.
‘Dag juffrouw, 'k vind 't prettig eens kennis met u te maken,’ klonk een zachte stem, toen de meid de kamerdeur voor 't bezoek had geopend en tante Lize regelrecht op mevrouw de Wit toestapte. ‘Kijk, dat is zeker ons aanstaand huisgenootje, nietwaar?’
Coby knikte en nam plaats op een laag damesstoeltje, dat haar werd aangeboden, maar daar dit zoo griezelig onder haar gewicht kraakte, was ze bang, er doorheen te zullen zakken en al dadelijk een ongelukkig figuur te maken. Ze kon zich haast niet verroeren en deed haar best, het gat van haar handschoenen te bedekken, dat onderweg nog een beetje grooter was geworden.
Terwijl ze naar de gesprekken van mevrouw en tante zat te luisteren en er eigenlijk een beetje voor spek en boonen bij zat, hoorde ze opeens een vroolijke stem in de gang, die riep: ‘Waar is ze? - 'k ben toch zoo benieuwd hoe ze er uitziet!’ Meteen ging de deur open en stapte er een fleurig meisje binnen, dat veel forscher dan Coby was.
‘Hè, moeder, waarom heeft u me niet gewaarschuwd,’ riep ze teleurgesteld, ‘en waar is vader nu?’
‘Bedaar, bedaar, je bent net zoo'n wervelwind,’ zei mevrouw de Wit vermanend. ‘Kom zeg eerst eens behoorlijk goeden dag.’
‘Dit is onze dochter, Nini,’ liet mevrouw er op volgen, terwijl ze het meisje een wenk gaf, naar tante Lize toe te gaan. ‘Ik moet beginnen mijn verontschuldiging te maken,
| |
| |
dat ze weer zoo onbeleefd is. 't Is een toer, de kinderen goede manieren te leeren. Ze moet aan Coby maar eens een voorbeeld nemen, die is dunkt me een beetje kalmer uitgevallen.’
‘Nee, mevrouw, heusch niet,’ zei Coby openhartig, ‘maar omdat ik op visite ben en m'n stoeltje zoo ijselijk kraakt durf ik me niet verroeren. Ik....’
Een booze blik van tante deed haar opeens zwijgen, maar nu nam Nini Co bij den arm en riep lachend: ‘Kom er maar gauw uit, vader is er laatst ook al mee omgetuimeld. Hier is een andere stoel, wacht, ik kom naast je zitten. Verbeeld u, ze heeft in die warmte nog handschoenen aan, moeder,’ lachte Nini, ‘en gelukkig steken haar vingertoppen er ook door. Ziet u nu wel, dat ik de eenige niet ben!’
Coby kreeg een vuurroode kleur en trachtte haar handen te verbergen, maar Nini wist beter raad en stroopte die ‘nare dingen’ van Coby's vingers af.
‘Ziezoo,’ fluisterde ze, ‘nu hoef je ook niet zoo opgeprikt meer te zitten, je zult eens zien, hoe gauw je hier thuis bent. 'k Vind 't echt fijn, dat je bij ons komt en we hebben nog drie meisjes op de koffie. Jansje de Graaf is niet zoo aardig, maar die laten we meestal ook links liggen, zie je.’
Al pratend was Nini steeds dichter bij haar nieuwe vriendin gaan zitten en nu waren de meisjes al gauw in zoo'n vertrouwelijk gesprek gewikkeld, dat Co totaal vergat op visite te zijn, ja soms had ze zoo'n pret in Nini's verhalen, dat ze in lachen uitbarstte. Al tweemaal had tante
| |
| |
haar een boozen blik toegeworpen, toen Coby, ondanks 't verbod, toch met de beenen over elkaar gekruist zat en de handen om haar knie had geslagen. Dat was nu eenmaal haar geliefkoosde houding en nu ze zag, dat Nini geen zier beter was dan zij, nam ze 't ook niet zoo nauw meer met die lastige manieren. Ze was er nu al zeker van, dat ze hier wel een plaatsje zou krijgen en nu de kennismaking haar in dit korte oogenblikje zoo was meegevallen, begon ze steeds meer vrede met de groote verandering te krijgen.
Toen ze ten slotte nog kennis met den dominé maakte, voor wien ze wel een beetje bang was, ging ze toch met een gerust gevoel naar huis terug en verlangde er al naar, ook met de andere meisjes kennis te maken.
Dat tante niet zoo erg gesticht was over Co's gedrag bij die wildvreemde menschen, laat zich begrijpen, en ze kreeg er ook nog heel wat over te hooren. Maar toen Co haar misdrijf trachtte goed te maken, door tante te overtuigen, dat ze onder haar lachbuien geen druppeltje limonade op haar moeselientje had gemorst, vond de huishoudster 't alweer een geluk, dat ze voor die ramp gespaard was gebleven.
In Roodkapje teruggekomen, deed Coby natuurlijk uitvoerig verslag van haar ervaringen en Nini werd geprezen, of ze de beste van de wereld was. Toen grootvader en Trien volkomen op de hoogte gebracht waren, vond Co 't bepaald noodig, ook nog even naar de achterburen te gaan, waar ze de familie de Wit zoo hoog ophemelde, dat de oude Geurt er zijn hoofd over schudde.
| |
| |
‘Als ze je daar nou maar goed onder den duim houden, daar is alles om begonnen,’ zei hij, ‘de dominé zal z'n verstand wel gebruiken.’
‘Ja, hij ziet er niet gemakkelijk uit,’ bekende Co met een vies gezicht, ‘maar Nini is een snoes. 'k Vind 't toch ook wel aardig een vriendinnetje er bij te krijgen,’ zei ze tegen Teun. ‘Tante heeft me beloofd, dat ze den eersten den besten Zondag na de vacantie bij me op visite mag komen om met Roodkapje en alle bewoners kennis te maken. Wat zullen we dan een pret maken, Teun, ze moet 't wàt goed bij ons hebben.’
‘Och, 't lijkt me toch leuker met je beidjes,’ antwoordde de jongen knorrig, ‘een derde stuurt den boel vast in 't honderd, let er maar eens op.’
Maar nu kwamen de anderen Coby te hulp, ze vonden 't echt flauw van Teun, zich altijd zoo te verzetten en nu de kinderen steun aan elkaar hadden, spaarden ze hem niet. Maar Co had alweer vreeselijke spijt over 't vriendinnetje begonnen te zijn en liet er zich verder niet over uit.
Teun was zoo uit z'n humeur nu hij zich in de toekomst van z'n plaats verdrongen zag, dat hij een houding aannam, alsof hij plan had, er maar op los te slaan. Doch gelukkig voorkwam vader Henk den strijd, door nog juist bijtijds tusschenbeiden te komen. Hij was 't geheel met Coby eens, dat zoo'n visite op Zondag heel aardig was en hij raadde haar aan, Teun dan maar aan z'n lot over te laten, als hij er geen genoegen mee nam.
Maar Co kon zich alweer niet voorstellen, dat 't ooit zoo
| |
| |
ver zou komen en daarom moest ze hartelijk om dien mallen raad van Henk lachen. Ze knikte haar vriendje maar eens vriendelijk toe, alsof ze zeggen wou: ‘Laat ze maar praten, wij weten 't samen wel beter.’
Maar na dit voorval scheen 't wel, of Teun altijd de bokkepruik op had en zoo moest de arme Co 't dikwijls ontgelden. Ze was goedhartig en meegaand genoeg, altijd maar weer naar z'n pijpen te dansen; nee, ze dacht er nooit aan, hem verwijten te doen, omdat ze aan die kuren gewend raakte en 't niet meer dan natuurlijk vond, dat Teun de baas over haar speelde. Hij wàs toch immers ook de baas, zoowel op school als bij de verschillende spelletjes, die hij alleen zoo knap wist te verzinnen. Maar haar wandeltochtjes met Geurtje zette ze door en tot haar groote verbazing ging Teun nu, hoe vervelend hij 't loopen achter 't wagentje ook vond, vaak met haar mee. Co begreep maar niet, waaraan ze die vriendelijkheid te danken had, en vroeg het hem ook maar nooit. Ze prees Teun alleen, omdat hij zich zoo voor z'n vriendinnetje opofferde.
Hoewel Coby veel in de boerderij was en met de kleine meisjes in de wei speelde, vergat ze toch ook haar grootvadertje niet, die in deze dagen wel een beetje troost noodig had. Bijna iederen morgen bracht ze hem naar 't gemeentehuis, en een paar uur later stond ze weer op wacht, om hem een gezellig wandelingetje naar huis te bezorgen. Vaak haalde ze hem ook tot langere uitstapjes over, wanneer ze merkte, dat hij wat somber keek en dan wist ze zoo aardig met hem te keuvelen, dat hij toch weer welge- | |
| |
moed in Roodkapje terug kwam. Na 't eten zette ze zijn pantoffels klaar, ja, zelfs stopte ze zijn pijp en dat zou de oude heer niemand anders toevertrouwd hebben. Zijn geborduurd kalotje vergat ze evenmin, terwijl het vaasje frissche bloemen nooit in zijn kamer ontbrak. Zeker, juffrouw Lize zou niet minder goed voor hem zorgen, dat wist hij wel van vroeger, toen Coby er niet was, maar hij wist ook, dat niemand de bouquetjes zoo smaakvol voor hem kon schikken dan zijn lief kleinkind. Haar een week achtereen te missen, leek hem zoo lang, omdat hij veel alleen was. Hoe meer 't einde van de vacantie naderde hoe meer Co bij hem bleef en dit maakte tante wel eens wanhopig. Dikwijls moest Coby weer een jurk of lijfje passen en dan kon tante niet met 't naaiwerk opschieten, als de afspraak, op een bepaald uur thuis te zijn, werd vergeten. Van 's morgens vroeg tot 's avonds laat rammelde de machine, want de degelijke huishoudster wou alles zelf in orde maken. De verschoten japonnetjes werden door nieuwe vervangen en nog nooit had Co zulke mooie borduursels aan haar schorten en ondergoed gezien. Als tante zoo ijverig bezig was en het blij kraaiende Geurtje naast haar in 't wagentje spartelde, liet ze 't wieltje voor zijn plezier nog wel eens vaker draaien dan noodig was en dan lag er zoo'n zonnig trekje op haar gezicht, of er niets meer aan haar geluk ontbrak. Ze zag er werkelijk tegen op, haar kleinen beschermeling weer aan de moeder af te staan en dit zou toch
gauw moeten gebeuren. Henk had 't bericht van 't ziekenhuis meegenomen, dat Griet over een dag of
| |
| |
tien stellig naar huis zou kunnen gaan. 't Trof goed, dat de kinderen dan weer naar school waren en de drukke Coby geen dagelijksche bezoekster in de boerderij zou blijven. Neeltje was nu zes, die moest dus naar de groote school en Janneke beviel 't zoo goed bij de aardige bewaarschooldames, dat Henk besloten had, ook Trijntje er heen te sturen. Dan kwam er meer rust in huis en zou moeder kalmpjes haar werk kunnen hervatten.
Zoo stonden de zaken, toen Coby's koffertje in 't laatst van Augustus door tante werd ingepakt en de dag van vertrek voor de deur stond. Veel zou ze niet mee te dragen hebben, omdat ze geregeld in Roodkapje terug kwam. Tegen de nieuwe school en haar strenge wetten zag Co wel een beetje op; nu moest ze natuurlijk ook haar belofte houden en flink aanpakken. Ze had mevrouw de Wit hooren zeggen, dat Nini graag leerde en niet best kon velen dat een ander haar voor kwam. Jammer genoeg zat ze in een hoogere klas en kon Coby dus niet met haar wedijveren. Maar Jansje de Graaf, het minst aardige meisje, zooals Nini had gezegd, kwam in de vijfde en daar dit ook al een knap bolletje scheen te zijn, nam Co zich stellig voor, in ijver niet bij haar onder te doen. Elsje en Nannie de Vries, de beide andere koffiedrinkstertjes, waren jonger en werden door Nini en Jans nog als babys beschouwd.
Den laatsten dag van de vacantie wou Co nog volop van haar vrijheid genieten en daarom had ze Teun gevraagd met haar en Bob mee te gaan, om alle lievelingsplekjes nog eens op te zoeken. Dat kon voortaan iedere week ook
| |
| |
nog gebeuren, maar Co had er een voorgevoel van, dat daarvoor de tijd te kort zou zijn. Wat moest er op zoo'n Zaterdagmiddag en Zondag wel niet allemaal afgedaan worden! In de eerste plaats was er natuurlijk een boel te vertellen, want grootvader en tante Lize zouden van dag tot dag willen weten, wat ze nu wel had uitgevoerd, vooral in den eersten tijd, als haar verblijf bij de familie de Wit nog een nieuwtje was. En Teun mocht er ook niet bij te kort schieten, 't was voor den stakkerd toch al zoo saai, op z'n eentje naar school te gaan. Maar hoe goed Co 't ook met hem voor had, toch scheen de jongen bang te zijn, dat ze haar woord niet zou houden, want hij begon haar nu alvast van allerlei dingen te beschuldigen, die naar zijn meening later zouden gebeuren. Geen wonder, dat ze zich die onbillijke verwijten erg aantrok en ze bleef dan ook bij hoog en bij laag volhouden, dat hij haar vriendje zou blijven, al kwamen er ook nòg zooveel nieuwe kennisjes opdagen.
‘Heb ik dan ook niet gevraagd, of je fransche lessen mochten doorgaan? - daar dacht ik 't eerst aan toen ik van de groote verandering hoorde,’ verdedigde Coby zich. ‘Me dunkt dat ik je niet in den steek laat en als je later naar de normaalschool wilt, zal ik ook wel weer een goed woordje voor je doen. Je bent m'n dikste vriendje en waarom zou dat dan anders worden? 'k wou dat je nu eindelijk eens met dien onzin ophield.’
Als Coby zoo praatte, was Teun voor een poosje weer gerustgesteld, maar zijn jaloezie bleef hem toch gedurig
| |
| |
plagen en altijd kwam hij weer met nieuwe bezwaren voor den dag. Volgens hem was er maar één op de wereld die hem in alles de hand boven 't hoofd hield, dat was moeder. Maar aan haar alleen had hij niet genoeg, omdat de vechters, die tegenover hem stonden, en om z'n plannen lachten, te machtig waren. Neen hij wou Coby niet missen, maar als ze nu 's Zondags vriendinnetjes meenam, zouden die stadsnufjes zich niets aan zoo'n boerenjongen laten gelegen liggen en lachten ze Coby nog uit, omdat ze zich met hem bemoeide.
Een andere jongen van dien leeftijd zou allicht niet aan dit alles gedacht hebben, maar Teun was slim genoeg, een beetje vooruit te zien. En de lieve, goedhartige Co wist op 't laatst niet beter te doen, dan de schouders voor hem op te trekken, daar ze geen zier van al die malligheid begreep.
Grootvader, tante Lize en Henk, die 't koffertje droeg, deden Coby op een Maandagmorgen, na de vacantie, uitgeleide. Ze probeerde zoo kalm mogelijk te zijn, want de schoolkinderen, die met haar in dezelfde coupé kwamen, hoefden niet te weten, hoe zenuwachtig ze eigenlijk was. Ze troostte zich maar met de gedachte, over zes dagen weer in 't lieve Roodkapje terug te zijn en ze wist immers, dat ze 't bij de familie de Wit ook goed en gezellig zou hebben.
Bovendien mocht ze Nini Zaterdag al meenemen, dus had ze dat pretje in 't vooruitzicht. Was ze maar eenmaal aan de school en 't meerdere werk gewend, dan zou ze zich wel in 't nieuwe leventje schikken en wist ze bijna zeker dat
| |
[pagina t.o. 160]
[p. t.o. 160] | |
Meteen ging de deur open en stapte er een fleurig meisje binnen, dat veel forscher dan Coby was.
(Bldz. 152.)
| |
| |
de verandering niet zoo vreeselijk zou zijn, als ze zich die nu voorstelde. Hoe prettig had ze 't vroeger in diezelfde stad met moedertje gehad, maar die miste ze daar nu...
Coby had zich strakjes bij 't afscheidnemen zoo goed gehouden, maar nu er zulke droevige gedachten bij haar opkwamen, had ze moeite, haar tranen te bedwingen. Ze tuurde maar steeds het raampje uit en gaf bijna geen antwoord als haar reisgezelschap haar in 't gesprek wilde halen. - De toren van 't dorp was van uit 't raampje, waarvoor Coby zat, niet meer te zien, maar ze wist, dat ze ginds, onder 't begroeide dak van Roodkapje aan haar dachten. Nu werd grootvader vanmorgen niet meer door haar naar 't gemeentehuis gebracht en moest Teun alleen naar de school... Voor hen zou 't even vreemd zijn als voor haar...
Al spoedig was ze op de plaats van bestemming en stapte met de andere kinderen uit. Volgens afspraak zou ze vóór schooltijd nog even bij de dominésfamilie aangaan om 't koffertje aan mevrouw te geven en Nini meteen af te halen. Deze had al met ongeduld naar 't nieuwe huisgenootje uitgezien en vloog haar bij de eerste begroeting zoo onstuimig om den hals, dat Coby dreigde plat gedrukt te worden. Met de armen om elkaars middel geslagen werd even later de wandeling naar de school ondernomen. Toen Nini haar vriendinnetje naar de vijfde klas had gebracht, na haar, als een lief moedertje nog wat moed ingesproken te hebben, schoof Co maar zoo gauw mogelijk in de haar aangewezen bank, om van daar uit haar nieuwe klasgenootjes eens goed
| |
| |
op te nemen. Zij zelf hoopte maar zoo weinig mogelijk bekeken te worden. Het koffiedrinkstertje, Jans de Graaf, kwam op 't laatste nippertje aan, zoodat Co voor 't luiden van de bel geen gelegenheid meer had, met haar kennis te maken.
|
|