De voet in 't graf
(1852)–Willem Bilderdijk–
[pagina 97]
| |
Struweel en struik de voeten als omstrikken;
Wijkt, wijkt geen tred van uit het rechte spoor!
Dat spoor ligt vast, is in de rots gehouwen,
En door geen wiel in vluchtig zand gedrukt.
Niet opgehoogd met moeizaam samenstouwen
Van brijzlend puin uit bouwpraal omgerukt.
't Ontzinkt hem niet, die, met gelijke treden,
Bedaard en stil, op elken voetstap let,
(Hoe meer beperkt, hoe minder uitgegleden,)
En netelspits en doorne fier verplet.
Zy kwetsen vrij, doen bloed en tranen wellen!
Dat bloed verlicht waar 't moede hart verflaauwt,
Vermoeiingpijn den matten voet doet zwellen,
En 't klamme zweet het lichaam overdaauwt.
Dat bloed verlicht, en, ja! dat tranendruppelen
Verfrischt de borst die in den gloed verstikt,
Doet nieuwe kracht door long en aders huppelen,
En 't is het leed, dat zelf in 't leed verkwikt.
Wat waant ge, ô mensch, met lust by lust te zwelgen?
Wat is 't genot van zijne aanloklijkheên?
Wat doet vermaak, dan steeds zich-zelfs verdelgen?
't Verwoest zich, ja, en dien het streelt, met één.
Het leed-alleen, het leed heeft kracht van heeling;
God schenkt het hem, wien Zijn genâ bewaakt.
Bedroefden, juicht in deze uw lotbedeeling.
Neen, voor geen zoet heur bitterheid verzaakt!
Schroomt op uw weg geen pijnlijk voetdoorpriemen,
Geen wilden tak die kleed of voorhoofd scheurt;
Maar, 't oog gevest op Jezus geeselstriemen,
Dank Hem-alleen, wiens gunst ze u waardig keurt.
Is 't nacht voor ons, eens zal de morgen rijzen;
Geen aanstoot meer belemmert dan ons pad,
| |
[pagina 98]
| |
En heel uw ziel zal Gode dank bewijzen
Voor elke wond en bloed- en tranenspat.
1826.
|
|