Liefde en ballingschap. Brieven 1795-1797
(1997)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtelijk beschermdBrieven 1795-1797
[pagina 42]
| |
Bilderdijk aan zijn zwager. Groningen, 1 mei 1795Waarde broer! Ja, ik dacht te vertrekken, ik had een schuit gehuurd, die mij voor 20 dukaten te Hamburg af zou leveren; maar de schipper kwam mij een uur voor de afvaart de reis afzeggen. Sindsdien heb ik een massa pogingen gedaan om weg te komen, maar alles tevergeefs. Men zegt dat het maar gelukkig is dat ik aan het gevaar ontsnapt ben waaraan de gemelde schipper mij, bedoeld of onbedoeld, had blootgesteld en men dwingt mij hier te blijven in de tegenwoordige stand van zaken, want de Elbe is door een fort van de Engelsen onbevaarbaar en de reis over land is hoogst gevaarlijk blijkens het lot van enige Groningers (van wie er een per vergissing opgehangen is, en twee gevangen en weggevoerd zijn). Omdat ik geen paspoort uit Holland krijg, heb ik hier een pas van het gemeentebestuur gevraagd, maar wel met voorkennis van de provinciale regering. Men heeft mij te kennen gegeven dat ik hier naar eigen goeddunken blijven of vertrekken kon, zonder enig gevaar om tegengehouden te worden, en mij tevens een gewone pas voor de reis naar Hamburg verstrekt. Maar het gevaar schuilt bij de Armeeën.Ga naar eind43 Alle brieven en papieren worden doorzocht, en de personen naakt uitgekleed om niets te kunnen verstoppen. Dus kan ik (desnoods) zonder papieren of geld reizen, maar komt mij dit gelegen? Intussen heb ik uitstekende brieven van de Deense ambassadeur en agent (behalve mijn brieven van de Koning en eerste minister) en andere belangrijke brieven, maar voor de inhoud daarvan kan ik niet instaan, en ik kan moeilijk daarvoor de strop wagen. Ik twijfel er ook niet aan of ik zal te Hamburg welkom zijn bij J.C.H. (van wie ik de brief ken) en anderen.Ga naar eind44 Ik heb er zelfs geld te ontvangen van cliënten, en mij dunkt dat ik, wanneer ik verder reis, aan het hof van Denemarken een post zou kunnen vinden die beter voor mij is dan die het vaderland mij kan geven.Ga naar eind45 Maar wat doe ik tegen de onmogelijkheid? Hier leef ik ondertussen voort, gefêteerd door geleerden, staatslieden, afgezette regenten, kunstenaars &c. en half vermoord door talloze vragen naar de hoop op verandering, die ik (meent men zeker) wel uit Holland meegenomen hebben moet. Ik kwel mijzelf over de zotten zowel hier als in Den Haag, alsof ik aan mijn eigen kwellingen niet genoeg had. | |
[pagina 43]
| |
Ach lieve broer! Wat zegt het weinig in tijden van smart als men wat beweging en opzien in de wereld maakt en hoe weinig troost of afleiding zelfs levert mij het gunstige oordeel op dat men in het algemeen over mij toont te hebben! En soms maakt men daar toch nogal veel werk van. Wat mij betreft, ik heb er nooit veel waarde aan gehecht, maar nog veel te veel, dit merk ik, en nu is dit alles voor mij zo laf! zo smakeloos! En mijn werk thuis! Je gulle hartelijke brief lucht mijn hart daarover wat op, maar kan ik nalaten mijn vrouw en kinderen mee te dragen op het hart? En dat terwijl mij het zoeken van een bestaan in andere landen onmogelijk gemaakt wordt? Mijn ziel geeft ondertussen mijn belangen geheel over aan Gods voorzienigheid en aan jouw liefde en trouw met een gerustheid die ik zie als een buitengewoon uitwerksel van Gods ondersteuning. Je vertelt er me niets over en helpt me. God vergeldt je je broedertrouw, en je fijngevoeligheid om mij te sparen. Ik heb werkelijk voorlopig genoeg te verdragen. Van buitenaf gezien lijkt alles een goede kant op te gaan. Jij weet zeker vóór de ontvangst van deze brief meer dan ik nu weet. God is met degenen die het goed menen, en dit is zichtbaar. Details kan of mag ik niet schrijven. Dit begrijp je makkelijk. Doe wat je toegezegd hebt, waarde broer, en schrijf me zo vaak als je kunt. Vergeten zul je mij niet, evenmin als je zult ophouden voor mij dezelfde te zijn die je toont te zijn. Maar vertrouw er ook op dat mijn broederlijke liefde, mijn hartelijke vriendschap en dankbaarheid niet zullen ophouden zolang ik ademhaal. Ontvang mijn hartelijke groet en vaarwel! Vaar wel!-
Groningen 1 mei 1795. |
|