Het leven en eenige uitgelezen gedichten
(1868)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij
[pagina 178]
| |
Genoeglijke ouderdomGa naar voetnoot1).Oud zijt gy, Paai Witbol, sprak laastmaal een Knaap,
Grijs zijt gy, en kaal op de panGa naar voetnoot2).
Nog zijt gy gezond en nog rustig ter been;
Ai, zeg my de reden daarvan.
Toen 'k jong was, sprak Witbol, en moedig en frisch,
Begreep ik, de jeugd is als gras;
En 'k heb mijn gezondheid en kracht niet misbruikt,
En dit komt my oud nog te pas.
Oud zijt gy, Paai Witbol, hervatte de Knaap,
En toch nog het leven niet moe;
Maar echter betreurt gy 't verlorene niet.
Ai, zeg my, waar komt dat by toe?
Toen 'k jong was, sprak Witbol, en moedig en frisch,
Begreep ik, de Jonkheid veroudt.
Ik dacht op de toekomst in wat ik bestond,
En schuwde wat eenmaal berouwt.
Oud zijt gy, Paai Witbol, hervatte de Knaap,
En 't eind van uw leven spoedt aan;
Toch zijt gy nog vrolijk en spreekt graâg van 't graf,
Ai, zeg my, waar komt dat van daan?
'k Ben vrolijk, en peins graâg en spreek van het grafGa naar voetnoot3),
Sprak Witbol, gedenk er my by!
In 't bloeien mijns levens dacht ik aan mijn God,
En God, in mijn grijsheid aan my.
Naar Southey. 1822.
|
|