Galante dichtluimen
(1780)–Willem Bilderdijk, Hendrik Riemsnijder– Auteursrechtvrij
[pagina 59]
| |
[pagina 60]
| |
Weleer' was zij een man,
Een braaf Soldaat, wiens degen,
Gelijk men weeten kan,
Hem nimmer liet verlegen.
Wat spijt, haar vrouw te heeten!
Zij deed wis meer, zoo ras
Zij 't Krukje had bezeeten
Van Vader Barnabas.
Ook was ze een ijv'rig lid
Der vrije - metselaaren,
En zag zig dus 't bezit
Van hun geheim verklaaren;
| |
[pagina 61]
| |
Dit had nooit kunnen slaagen,
Zoo zij niet, op dat pas,
Het Krukje had gedraagen
Van Vader Barnabas.
Zij zag van 't Hof zig lang
Gelast met Staats beveelen,
En met den naam en rang
Van Afgezant bedeelen;
Zeg of niet klaar dit leerde,
Dat zij een Ridder was,
En 't Krukje niet ontbeerde
Van Vader Barnabas?
| |
[pagina 62]
| |
Zij zij dan vrouw of man,
Zij wist zig te verwerven
Een' roem, die nimmer kan
Vermind'ren of versterven!
Maar, wie van onzer eenen
Wil, als zy meisje was,
Het Krukje haar eens leenen
Van Vader Barnabas?
Zij heeft, gelijk men zegt,
Door kunde en lust gedreeven,
Aangaande 't Volken recht
Wel twintig deel geschreeven:
| |
[pagina 63]
| |
Zij kan nogthans de rechten,
Wat Advocaat zij was,
Van 't Krukje niet beslechten
Van Vader Barnabas.
Men drong in Eng'land haar
Een speelkindje op te voeden,
Waarvan ze, als Vader, daar
Het maakloon moest vergoeden;
Dit is, voorwaar! een stukje,
Dat niet wel moog'lijk was
Te pleegen, zonder 't Krukje
Van Vader Barnabas.
|
|