Galante dichtluimen(1780)–Willem Bilderdijk, Hendrik Riemsnijder– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 12] [p. 12] Wensch van eenen hoorndrager. O! die in Lapland leeven mogt, Leefde in een billijk Land! Aldaar word, als eene eer, gezogt 't Welk elders strekt tot schand. Ja dáár, daar vind de man zig openlijk vereert, Als een bevallig Heer zijn Vrouwtje Cajoleert; Men ziet hem, zonder spijt of kwaadheid te doen blijken, Zoo draa de minnaar komt, ontwijken. Dáár is het gantsch zoo niet, als hier: De norsse man maakt geen getier, Noch trapt een' fraai galant, die 't wijfje kan behangen, Verwoed en dreigend weg te jaagen; [pagina 13] [p. 13] Neen, geen gemaal weêrstreeft zijn' zoete gemaalin, Zij leeft volkomen naar heur zin; Wat heur vernoegt, doet hem vermaak; hij ziet het aan en zwijgt, Hij is verheugt, wanneer hij slegts een erfgenaam verkrijgt. In ons beschaafder Land, Helaas! is 't juist verkeert, Gelijk het de ondervinding leert. De daad niet, maar de naam kan hier tot schand verstrekken, En de arme man ziet zig begekken, Wiens Vrouw, te driftig door inhaaligheid gekwelt. Heur Kapitaal op vreemde renten steld. En nogthans, of men het al weeten wil of niet, Is 't een bedrijf, dat dagelijks geschied. Een haven, welke met geen boom is af te sluiten, Houd daar eens, zoo gij kunt, de vreemde Kapers buiten.... [pagina 14] [p. 14] O! dat nooit Lapland Lof ontbeer': Dáár is het koekoek zijn eene Eer. Dáár vind men niet, dat meerder schand bestaat In 't voeren van den naam, dan in de waare daad. Vorige Volgende