Briefwisseling. Deel 1. 1772-1794
(1955)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtelijk beschermd285. P.J. Uylenbroek aan Bilderdijk, 15 Juni 1792.Hs. Kon. Bibl. cod. 131 C 43.
Veelgeliefde vriend! Met de inliggende proefbladen en copyGa naar voetnoot1) gelieve UED. weder als naar gewoonte te handelen. De proefbladen zie ik tot mijne blijdschap dan in orde geteekend weder te gemoet. Gij ziet of ik ook van uwe stukjes gebruik maak. Heden was mijn vriend CarullGa naar voetnoot2) bij mij. De proef lag op tafel. Hij las het begin van uwen lentezangGa naar voetnoot3); Horatius heeft er weinig recht op. Carull zeide, bij het lezen, ‘dat is tooveren in de dichtkunst! ik weet niet wie de maker is; maar dat kan niemand doen dan Bilderdijk: alles is melody, en alles wat hij schildert brengt hij ons voor den geest, of liever hij verplaatst ons waar hij ons hebben wil, Bilderdijk is eenig in zijn soort; hij is groot; hij is waarlijk groot: hij heeft zijn weerga volstrekt niet.’ ô Mijn vriend! het is mij onuitspreklijk streelend, verstand, geoefend verstand en voorbeeldelooze deugd u ongevergd in uw afzijn te | |
[pagina 246]
| |
hooren prijzen! Het doordringt mijn geheele ziel. Ik moet ze voor u openleggen; en om mijne ongeveinsde oprechtheid zult gij mij wel verschoonen, dat ik uwer zedigheid zo gul eene lofspraak overbreng. Leef met uwe gade en kinderen gelukkig; leef tot blijdschap van Uwen oprechten Uylenbroek. Amst. 15-6-1792 vliegend. |
|