245. Bilderdijk aan P.J. Uylenbroek, 7 Jan. 1787.
Hs. niet meer aanwezig. Gedrukt in Brieven, uitgegeven door Messchert, I, 152-154.
p. 152: |
[proefblad] van Tyrt. Krijgsz. |
p. 153: |
[épigraphe uit Gleim] pas in 1809 in Verspr. Ged. I, 89-90 drukte B. het kennelijk met de vrijcorpsen spottende gedicht Aan het hoofd van mijnen Tyrtéus, met daarboven het motto van Gleim: Krieg ist mein Lied, weil alle Welt Krieg will, so sey es Krieg! (DW. XIII, 3). U. zal dus alleen de aanhaling uit Gleim als motto op den titel voorgesteld hebben: dat bracht B. op de vergelijking met de vrijcorpsen, waaraan hij toen pas - mogelijk zelfs heel wat later - in den geestig-spottenden voorzang uitdrukking gaf, die pas in 1809 in druk verscheen. - [doch wat hebt gij aan zoo'n opvatting] vgl. derg. oordeel t.o.v. De Geuzen in br. 139, M-I, 129v. - [épigraphe in 't Cimbriesch] zie DW. IV, 361. - [Ten Kate] Verheven Deel der Nederduitsche Sprake (A'd. 1723) I, 84: ontleend aan het Oud-Noors gedicht van Regner Lodbrog, dat door t. K. geheel is afgedrukt. U. volgde B.'s raad. Het motto op titelblad is uit de 5e strophe (Ten Kate a.w. I, 84; vgl. 50-51, 79); op een volgend blad staat het keurig gevonden Lat. fragment uit Saxo Grammaticus' vert. van een ander Oudnoors heldenlied, dat B. niet bij Ten K. had gevonden. Het punt van overeenkomst, dat tot die keuze leidde, was de tegenstelling tussen het minnespel met de vrouwen, en den bloedigen kamp tegen de vijanden. Over de beroemde Lodbrókarkvida of Krákumál (Kráka was Áslaug, de vrouw v. R.L.) zie o.m. F. Jónsson, Oldn. og Oldisl. Lit. Hist. 2en udg. II, 151-155. - [eenige Latijnsche verzen enz. enz.] die van Saxo Gr.; zie voorg. n. Beide stukjes vindt men in DW. IV, 360. - [uw gedachtenis van onzen vader de Bosch] Uyl. schreef in den
door hem zelf ook uitgegeven bundel Lijkdichten ter gedachtenisse van den dichter B. de Bosch (1787, ongepag.) een vers van 21 vijfregelige strn.: hij eerde in hem een hartelijken vriend, in dagen van ernstige ziekte, en van financiële moeilijkheden. Het vers van B.: DW. X, 301. Uyl. had ook de vrouw van De B. met een lijkdicht herdacht (Mij. Ltk.): hij had op Boschlust gelogeerd, voor herstel. |
p. 154: |
[twee stukjens op mijn overleden kindtjen] DW. X, 296 en id. 446, midden (onjuist gedateerd). - ['t grafschriftjen] id. 447. Vgl. over deze dichtjes ook ann. vorigen en volg. br. |
|
|