218. Bilderdijk aan Cath. Reb. Woesthoven, 7 April 1785.
Hs. U.B. Amsterdam; B. 12p. Gedrukt: Eerste Huwelijk, 142-145.
Collatie: P. 144 achter r. 15 v.b. invoegen: hangt ze niet op uwen boezem, en (zou dan...). P. 145 r. 6 v.b. had, lees: heeft.
|
|
Annotatie: |
p. 143: |
[het gevoelt, wat u ontmoet] bedoelt B., dat men in haar omgeving te Amsterdam vermoedens zal hebben opgevat omtrent haar toestand? De volg. pag. schijnt dat te weerspreken: de ‘onbescheiden kus’ en het voorbijzien, of niet weten, van haar verloofd zijn. C.R. zal haar toestand wel zorgvuldig hebben weten te verbergen; en als ongewone, en daarbij wat coquette, schoonheid zal zij zeer de aandacht hebben getrokken. En zij heeft daarover - argeloos of opzettelijk - zich bij hem beklaagd, en daardoor zijn jalouzie gaande gemaakt: die kus zit hem geweldig dwars; als dat zo kan toegaan, moet zij liefst maar van alle bezoeken afzien (p. 144). - [door geene afwisselende voorwerpen] d.i. niet door afw. voorw. |
p. 144: |
[hangt mijne beeltenis) niet op Uwen boezem?] zie collatie, en vgl. volg. br., E.H. 146. Was dit de miniatuur, vermeld Gedenkboek-1906, 406, 460, en pl II nr. 5? - [Den kus van de Liefde... dan Gij] Cinthia had zijn schuchtere liefde afgewezen (vgl. p. 20 v.): met Netje Luzac had hem niet meer dan hartelijke vriendschap verbonden, al zou hij ook enigen tijd aan meer gedacht hebben (vgl. p. 185 vv.). |
p. 145: |
[mijn zuster] zie voorg. br. |