215. Bilderdijk aan Cath. Reb. Woesthoven, 25 Maart 1785.
Hs. U.B. Amsterdam; B. 12m. Gedrukt: Eerste Huwelijk, 137-139. [C.R. logeert bij nicht Onna en de Elters.]
p. 138: |
[beproeft] d.i. ervaart, gevoelt. - [geen eeuwige zaligheid heeft een denkbeeld, enz.] d.i. onze voorstelling van de eeuwige zaligheid heeft geen enkele zo heerlijke trek, dat die bij machte zou zijn mijn hunkering naar de volkomen vervulling van mijn liefdesverlangen bij en door U ook maar enigszins te verdringen. B. zegt niet, de hemelse zaligheid te willen verwerpen om de zinnelijke liefdesgenieting te verkrijgen, al weet hij dat het dien indruk zal kunnen maken, en al versterkt hij dien schijn nog door het woord gruwzaam -, maar hij constateert dat zijn denken en voelen zo beheerst worden door het laatste, dat het eerste geheel naar den achtergrond is geschoven. Een dgl. uiting vinden we in br. 224 (E.H. 149). De vraag om vergeving ‘zoo ik lastere’ is een rhetorische figuur om het hoogtepunt der zinsberoering uit te drukken: hij raakt als het ware aan de grens der lastering, maar overschrijdt die niet. Die- |