211. Bilderdijk aan Cath. Reb. Woesthoven, 11 Maart 1785.
Hs. U.B. Amsterdam; B. 12i. Gedrukt: Eerste Huwelijk, 135, boven.
Collatie: |
P. 135, r. 8 v.b. mag, lees: mocht. |
|
Annotatie: |
Er is weer een hiaat van bijna zes weken in de brn. aan C.R. Uit dezen tijd zijn de laatste twee brn. van Netje Luzac. Vgl. br. 198 ann., p. 198 b. Wij vragen ons weer af: zijn er verscheiden brieven weggelaten en weggedaan, waarin over haar gesproken werd? Maar noodzakelijk lijkt de onderstelling toch niet. De brieven, hier en eerder, tot den dag van het huwelijk (21 Juni), zijn doorgaans slechts geschreven, wanneer één der beiden buiten Den Haag vertoeft, niet van huis tot huis binnen de stad. Ook tussen 9 April en 14 Mei zijn er geen brieven, zonder dat het iets met Netje L. zou kunnen te maken hebben; eveneens tussen 22 Mei en 21 Juni. Tweemaal dus nog weer een hiaat van circa vier weken. Men kan aan andere oorzaken denken. Zij hebben zich einde 1784 de rechten van echtgenoten aangematigd, de werftijd is voorbij, de bezitstoestand is facto ingetreden; B. noemt haar 16 en 25 Mrt ‘wederhelft’ (E.H. 137, 138). De brieven krijgen, bij alle voortgezette ontboezemingen, toch zekere rust, en wat meer reëels en zakelijks, als tussen man en vrouw. - Medio Febr. heeft B., ‘ten sterkste beleedigd’ door enkele van zijn brieven, zich geheel los gemaakt van Philippus Verbrugge; op verzoek van den Prins wikkelt hij echter de zaken betr. een nieuwe toelage op voorwaarde van vertrek uit Holland, nog met hem af (Copieën van echte stukken, a.w. 50, 55-56). - Op 8 Maart heeft C.R. ter gelegenheid van zijn verjaardag, den Prins een dichterlijke hulde gebracht: Aan Zijne Hoogheid, op den agtsten Maart 1785, door O(dilde), afz. gedr. met een 10-regelig gedichtje van B. vóórin (Knuttel, 21076; DW. X, 283). Een bombastisch vers, dit maal niet gemitigeerd door B., zooals het vers op de R'damse requesten (zie p. 162 b.). Hs. van C.R. in de verz.-Ten Br. Andr. |
p. 135: |
[Mijn reis... kort... weldenkend postiljon] prinsgezind koetsier op den wagen. Had zij gevreesd voor een aanslag op B. bij zijn reis in den ‘nacht?’ Vgl. twee volg. brn. met ann. (o.a. ‘de hand eens moorders’). Zou wel de reis Den Haag - Amsterdam bedoeld zijn? of eer een kleiner tocht vanuit A'd. en terug, waarbij avond of nacht betrokken was? Hij zal toch wrsch. na bruiloft van zuster M.P. Woesthoven op 7en te A. gebleven zijn. - [zondagavond] vgl. br. 160, E.H. 89. - [ons avonduur] na 't klokslag van half 10: br. 145, E.H. 71 b. |
|
|