114. Bilderdijk aan Cath. Reb. Woesthoven, 11 Juni 1784.
Hs. U.B. Amsterdam; B. 9 o. Gedrukt: Eerste Huwelijk, 49-50.
Collatie: |
p. 50 r. 11 v.b. men verdenke u niet, lees: men verdenkt u niet. |
|
Annotatie: |
p. 49: |
[geen mensch... om niet te bezwijken] vgl. in romance Olinde en Theodoor (DW. I, 3-15) op p. 11 de twee laatste regels, bijna gelijkluidend. Evenwel, B. zegt: hij is hier niet bezweken. Hij zegt niet: zou, maar: kan. Hij is dus meer dan (gewoon) mens geweest in dien nacht. Zo ook ‘geene wroegingen’ mogelijk. |
p. 50: |
[Platonisch meisje!] zij speelt haar spel met hem: aanhalig, en toch ‘wreed’. - [U recht doen] zij heeft dus gevraagd: denk toch niets verkeerds van mij, na dezen nacht. - [anderen grond van zekerheid] dat hij haar ten volle recht doen wil, het zeer ernstig met haar meent. - [gelezen, doch niet verstaan... in... dichtstuk op de Bruiloft van B.] vgl. p. 165 n. Het door haar niet begrepene zal zijn, hetgeen men vindt in DW. X, 264, r. 2-6 v.b., i.v.m. 270, r. 4-1 v.o. en wrsch. ook 266 m. - [die u willen kwellen] zij, die u daaromtrent ongerust pogen te maken, verstaan de uitlatingen in dat gedicht, die u het moeilijk maken, heel juist in haar bedoeling, en daarom kan die verdenking bij hen zelf niet in ernst bestaan. Zij zeggen wrsch.: pas op, hij trouwt nooit, na zijn grote teleurstelling. - [den Exter] wrsch. in de bet.: praatjesver- |