Hollands verlossing. Deel 1(1813)–Katharina Wilhelmina Bilderdijk-Schweickhardt, Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 62] [p. 62] Offergaven. Ja, nog vlieten Hollands schatten, Nog geeft Hollands milde hand! Wat haar goudtrezoren vatten Is ten dienst van 't Vaderland. Moesten welvaarts stroomen drogen, Werd heur bronaâr afgeleid; 't Is geen hartetraan in de oogen, Die onvruchtbaar wordt geschreid. Zal de zoon in Roovrenboeien Zijn geliefden vader zien, En zijn goud niet willig vloeien Om hem vrijheid aan te biên? [pagina 63] [p. 63] Of, wie zal voor eigen leven Voor zijn gâ en huwlijkskoets, Niet zijn laatsten penning geven, Bij zijn laatsten druppel bloeds? Gy, gy aarzelt niet, Bataven! Vrijheid roept, met Vaderland. Haar verwachting zult gy staven: 't Hart vereent zich met de hand! Uit uw huiselijke wanden Streeft uw ijver naar den strijd: Aan de heiligste der panden Is uw bloed en goed gewijd! Ja, de sluizen barsten open; Gouden stroomen vlieten uit: Goud, met edel zweet bedropen, Dat Gods zegen in zich sluit! [pagina 64] [p. 64] Wat de geldzucht houdt gekofferd Is het roofgoed van de nacht. Aan het Vaderland geofferd, Is, der Godheid toegebracht. 't Goud, voor 't arendsoog verstoken Van des Dwinglands roofgebroed, Thands zijn schuilplaats uitgebroken, Schittert met een nieuwen gloed. Door de weldaad opgeluisterd, Blinkt het zegen om ons heen; Glorie, die een kroon verduistert; En - verhooring der gebeên! Den 16n van Wintermaand 1813. B. Vorige Volgende