Hollands verlossing. Deel 1(1813)–Katharina Wilhelmina Bilderdijk-Schweickhardt, Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 46] [p. 46] Verlossingsbede. Hoe, Almacht, uw getergd geduld Heeft dan geen perken, heeft geen palen! Moet trotschheid dan en dwinglandy, Moet hoogmoeds dolle razerny, Op heel de wareld zegepralen? Rees dan de kreet, de jammerkreet Van duizenden, niet op ten hoogen? En kunt ge, ô goedertieren God, De gruwzaamheden van ons lot, Den val van heel Euroop, gedogen? Straff', straffe ons uw Rechtvaardigheid, Wy morren niet, noch wederstreven; Maar toon, ô toon ons eens genâ! Sla, sla ons wee erbarmend gâ, En worde 't dwangjuk opgeheven! [pagina 47] [p. 47] De trotsaart lacht met Uw bestier, En durft zich op Uw zetel wanen! Hy spot met heel des menschdoms smar; En, met een helsche lust in 't hart, Verzaadt hy zich met bloed en tranen! De beulen vliegen op zijn wenk, Naar oost en west, en zuid, en noorden, Om 't menschdom, in den boei gekneld, Tot staving van zijn Algeweld, Met duizend dolken te vermoorden! Uit d' Afgrond rijst zijn oppermacht, Die heeft hem 't slagzwaard aangetogen! Wie zijt ge, ô wangedrocht der aard? Wee, wee haar die u heeft gebaard! Wee haar, wier borst gy hebt gezogen! Ga voort, en terg des Hemels straf, Verschriklijk volgt ze u op de hielen! Ga voort, om 't menschdom met uw staf, Met de almacht die de Hel u gaf, Als weerloos offervee te ontzielen! [pagina 48] [p. 48] Het golvend bloed rookt om uw troon Vermengd met duizend tranenbeken! Het druipt u van de onteerde kroon, De Godheid en heel de aard ten hoon; En eerlang zal Gods hand het wreken! 't Verlossingsuur zal spoedig slaan: Hoe traag het naadren moog, 't is zeker! Uw hoogmoed, immer onvoldaan, Zal eenmaal plotslijk ondergaan, Want Neêrlands God is onze wreker! Wijnmaand 1813. K.W.B. Vorige Volgende