Geschiedenis des vaderlands. Deel 3
(1833)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij
[pagina 292]
| |||||||||
't Illuminatismus.Uit de Vrijmetselaar-Loges zijn velerlei verdeelingen of takken ontsproten, die deels uit onkunde van het eigenlijk doel bij de leden-zelf, deels uit zucht om er ten goede of kwade partij van te trekken en een richting aan te geven, ontstonden. De aanmerklijkste vereeniging is der Eklectiken geweest, die in 1776 opstond, waar in de vermaarde knigge een hoofdrol speelde, en die aan de sedert beroemdste Loges en Graden oorsprong gaf. Hij zelf ging tot in stand brenging van die eenheid die hij beoogde, van stad tot stad en van huis tot huis rond, en slaagde door zijne algemeen erkende bekwaamheden boven alle verbeelding. Uit deze Eklektiken ontstond de orde der Illuminaten door Adam weishaupt, die te Ingolstad Professor in 't Jus Canonicum en bij de Jezuïten opgevoed was, wier geest hij had ingezogen. Hij had als Professor vrij grooten naam, en trok allerlei studenten naar zijne kollegien: dit gaf hem weldra grooten invloed. Hier leerde hij een soort van kosmopolitismus, en werd stichter eener orde, welke hij noemde de Illuminaten, die met der tijd de wareld regeeren moesten. Tot deze orde had niemand toegang die tot eenige Christelijke kerk of hare belijdenis behoorde. Wellust werd er als in het Epicurismus tot hoofddoel der menschheid verheven; zelfmoord gerechtvaardigd; de dood voor een eeuwigen slaap verklaard; goede trouw en vaderlandsliefde voor kleingeestigheid en vooroordeel; vrijheid en gelijkheid voor onvervreemdbare rechten des menschen, waar men zonder eind of maat van zwetste; en tot verbanning van alle bedenklijkhe- | |||||||||
[pagina 293]
| |||||||||
den werd tot grondregel gesteld, dat alle middelen als zoodanig onverschilllig zijn, en door 't oogmerk geheiligd worden. Signatstern, 5 B. p. 250. De indruk dien dit maakte bracht daadlijk te weeg, dat de Koning van Beieren bij een Edikt alle geheime gezelschappen verbood, en bij een tweede de orde der Illuminaten voor altijd vernietigde. Naar weishaupts eigen melding is het Illuminatismus een accessorium der Vrijmetselarij, van welke men drie graden bekomen moet hebben, als radical om zijn orde te kunnen ontfangen. Hij zelf verzekerde, dat zijn leer alleen de echte metselarij bevatte, en de mysteriën van deze daar-alleen door verklaard konden worden. Hun Leden waren onbekend, alleen de Minervals uitgezonderd, aan wie men zich aanmeldde om er Candidaat in te worden, en die dit den oversten of bestierders bekend maakten. Werd hij gerekend aanneemlijk te zijn, zoo moest hij voor alles een schriftlijken eed doen. Dan kreeg hij een Leermeester, die hem van langzamerhand en met behoedzaamheid, één, twee of drie jaren voorbereidde tot aanneming van de allervolstrektste gehoorzaamheid, erkentenis van 't recht der orde over leven en dood enz., en leerde in al dien tijd niemand dan dezen leermeester kennen; alleen schreef hij aan de onbekende Oversten brieven. Blijft het drie jaren lang daarbij, zoo wordt hij een Vrijmetselaar van den hoogsten graad, met den naam van sta bene zonder meer: doch acht men hem dienstig om dieper te gaan, zoo houdt hij op Vrijmetselaar te zijn, wordt Illuminatus minor, en leert het doel en oogmerk der orde kennen, waaraan hij nu een volkomen onderwerping zweert, met overgifte van zich-zelven aan alle, ook aan de doodstraffe: welke hem ook bedreigd wordt, in diervoege dat | |||||||||
[pagina 294]
| |||||||||
geen macht of potentaat hem daar tegen beschermen kan, in zoo verre hij zich die waardig mocht maken. De Illuminatus minor leert nu, dat het in de orde te doen is, om alle polityke en Godsdienstige vooroordeelen uit te roeiën. Hierop volgen meerdere graden, waarvan de hoogste is Major [Magus] et Rex. Zij kiezen zich namen uit de oudheid: als Cato, Philo (dus noemde zich knigge), Hannibal, Marius, Luciaan (dus nicolai van Berlijn). En hier aan herkent men wederom de helden der Fransche Revolutie. Spartacus (dus noemde zich weishaupt) kondigde in zijne brieven openlijk aan dat hij 't tegen alle Theologie en Staatsinrichting had; - en de lieden, zoo zij waren, tot zijn oogmerk niet gebruiken kon, maar ze eerst daar toe vormen; ten welken einde ieder Classe of Graad een voorbereiding en proefschool voor de volgende zijn moest. In de hooger klasse maakte hij (dus drukt hij zich uit) ieder tot spion van al de overigen. Een soort van maandlijksche biecht voerde hij in, waar bij ieder ontdekken moest aan welke vooroordeelen hij nog vast hield, en voorbereid werd om zich daar van te ontslaan. Na dit alles door te zijn werd hun eerst te kennen gegeven, hoe men de vijanden van 't verstand en de menschheid (dus heette 't) bestrijden en te onder brengen moest.- Tot voorbereiding moesten nu het Systême de la Nature, de Politique naturelle, de Philosophie de la Nature, 't Système Social, mirabeau en helvetius strekken. De Allegorie waar op hij de mysterien grondde was de vuurdienst der Magi. En niemand mocht in de orde komen die geen Brutus of Catilina was of het worden wilde. Een project was daarbij voor een Zuster-orde; welke strekken moest om de orde geld te verschaffen, gehei- | |||||||||
[pagina 295]
| |||||||||
me narichten, voorstanders, en door wellustige genoegens de sensuëelen aan de orde te verbinden. Twee klassen ontwierp hij van deze, die van elkander niets weten mochten; vroome zusters, en volkomen overgegeven hoeren. Voorts stelden zij zich in 't bezit van vele geheimen: als b.v. dozen, die zoo men ze opent, dadelijk in stukken springen, en wat er in is eensklaps vernielen en onkenbaar maken. Recepten ter verwekking van abortus. Poeiers, die in 't gezicht geblazen, blindmaken en dooden. Sympathetische Inkten. Recepten ter verwekking van krankzinnigheid. Recepten ter verwekking van doodlijke dampen in een vertrek. Middelen ter ontzegeling en herzegeling of verwisseling van zegels op depèches. Middelen ter verwekking van furor uterinus ter misbruiking van vrouwen. Karakters van 95 vrouwen in Manheim voorgesteld tot vorming van een Zusterenloge. Ook bestaat er een bevel van hun om met beide handen te leeren schrijven. Hoe slecht intusschen deze Overste Illuminaten zich gedroegen met hoereeren, verleiden van eerlijke vrouwen, en allerlei schandelijkheden in 't openbaar te bedrijven, zich te laten omkoopen, ja kleinere en grooter dieverijen te begaan, blijkt uit weishaupts correspondentie. Hoe deze booswicht zich, na zijne Schoonzuster bezwangerd te hebben, alle moeite gaf, de vrucht voor de geboorte omtebrengen, is wareldkundig. Merkwaardig is zijne briefwisseling met knigge die met meer oordeel en voorzichtigheid te werk ging, en | |||||||||
[pagina 296]
| |||||||||
de oude vooroordeelen van Godsdienst en Zedelijkheid ontzien wilde hebben, en het schijn-Christendom voor een mantel behouden, om zich te verbergen, ten einde de lieden niet te verschrikken. Weishaupt daartegen wilde 't Christendom in zijne wortel aangetast hebben, door te leeren dat Jezus Christus, wien hij Godslasterlijk den Grootmeester zijner orde noemt, niet anders dan die vrijheid en gelijkheid (doch onder gelijkenis en verbloeming) geleerd of bedoeld hadGa naar voetnoot1. Dat de Erfzonde bestaat uit het te buiten treden van de vrijheid en gelijkheid. Dat het Rijk der Genade de wederherstelling door 't Illuminatismus is: dat dit de Wedergeboorte is. De mensch is gevallen, dit beteekent, zegt hij, dat hij onder een regeering leeft. De mensch is verlost, als hij slechts de moraal volgt (te weten, die van 't Illuminatismus). Deze overlevering is bewaard bij de Vrijmetselaren, en daarom is Vrijmetselarij eene Koninklijke kunst, dat zij leert zonder krukken of steunsels te gaan, en zich-zelven te regeeren. Anderen wilden rechtstreeks 't Atheismus geleerd hebben; als zijnde dit beter, dan eerst een Vrijmetselaars-Christendom te leeren, en naderhand er voor uit te komen dat dit logen is; en weishaupt beklaagt zich, dat Philo (knigge) hier tegen is, die een zweem van Christendom noodig hield, om die genen die eenige neiging tot Godsdienst hebben in 't net te krijgen. In den hoogeren graad van schotschen Ridder was 't vereischte: | |||||||||
[pagina 297]
| |||||||||
Als hoofdstudie, op alle menschen te werken in dier voege als best tot het doel strekken mocht: en zich zoo veel goederen als mooglijk, machtig te maken; Ook in alle Vrijmetselaars-loges te maken, dat zij den hoogsten rang innamen en meester wierden. De oversten der Illuminaten als de onbekende hoofden der Vrijmetselarij aan te zien, en alles te doen om deze geheel onder hen te brengen. Bij den Ridderslag zegt de Voorzitter: ‘Toon u nu Koningen gelijk, en buig voortaan uwe knië niet meer voor die niet meer dan een mensch is als gijGa naar voetnoot1.’ Een verschriklijke ontheiliging van het H. Avondmaal werd er in dien graad gehouden, waar in de Zaligmaker genoemd wordt Jezus van Nazareth, onze Grootmeester. De listige grondregels om zich meester van alles te maken door Vrouwen, 't Gemeen, 't Schoolonderwijs, enz. vindt men in den Signatstern V. Band. bl. 290 seq. ‘'t Is gants onverschillig (zeggen hunne oorkonden) zoo het doel slechts bereikt wordt, onder welk masker dit geschiedt. In verborgen te zijn, bestaat onze kracht. Daarom moet men zich altijd met den naam van eenig ander gezelschap dekken, als Vrijmetselarijloges, geleerde Genootschappen enz. Academiën, Regeeringen, Gerechtshoven enz. hier in moeten wij maken de onzen te hebben, en zoo in alles wat invloed op opvoeding of bestuur heeft.’ enz.Ga naar voetnoot2. De hoogere Mysterien, tot welke niet ieder toegela- | |||||||||
[pagina 298]
| |||||||||
ten mocht worden, hadden mede meer dan éénen graad. En in den eersten graad, Philosophus genaamd, was het Spinosismus. ‘De stof, God, en de wareld is één; Godsdienst heeft geenerlei grond en is slechts een uitvinding van menschen eerzucht.’ De tweede graad behelst dat alle natiën tot den oorspronklijken stand (gelijkheid en regeeringloosheid) te rug gebracht moeten worden: en dit, zoo het anders niet geschieden kan, met geweld; dewijl alle onderwerping van de aarde verdwijnen moet. Zie daar weishaupts Bandieten-, giftmengers - en Sofisten-Illuminatismus!-
Geheel de Fransche geest strekt om Godsdienst en Zeden te vernielen, en hiertoe is hun Code Civil ingericht, en die zelfde geest zorgvuldig in het Code Napoleon bewaard en versterkt. En dit gaat gepaard met het innigst en naauwst indringen in alle huislijke en familiegeheimen, waartoe han de zoogenaamde Conseils de Famille dienen moeten.- Dat dit niets anders dan eene verdere applicatie is van de systematische Staatsmachine der Illuminaten van weishaupt en knigge enz. blijkt, die van allen kant de karakters der personen trachten te doorgronden, en wier hoofdvordering en onderwijs in de leerlingen was (en nog blijft) pourtraiten van alle personen te maken en dit werk te leeren. Ten einde dus meester van geheel Europa te zijn, door op ieder krachtdadigst te werken, of hem uit den weg te ruimen. Maar deze zelfde booswichten, die geen Christlijk huisgezin in rust kunnen of durven laten, maar de hand in ieders belangen, begrippen, bedoelingen, en handelwijze willen hebben, en dit tot den grondregel van hun Staatsbestuur aannemen | |||||||||
[pagina 299]
| |||||||||
en handhaven, en zich zelfs in den Godsdienst de voorschriften en het onderwijs aantrekken, terzelfder tijd dat zij haar uit den staat sluiten; deze zelfde arglistige en ter uitbreiding van 's Duivels rijk altijd woelende booswichten dulden de volstrekte geheimhouding, ontoeganklijkheid, en algemeene vereeniging over geheel de wareld, ja helpen ze uitbreiden! Zelfs overal waar zij kwamen, stichtten zij loges en drongen alles aan om er deel in te nemen. Bewijst dit iets voor of tegen 't onschuldige der Vrijmetselarij? Toont het dat zij met het Fransche Duivlengebroed in verband staat, of dat zij hun oogmerken tegen is?
Het geheele onderscheid van graden, wat beduidt dit bij een lichaam dat quasi gelijkheid predikt? Wat de nieuwe proeven enz. bij ieder graad, in een lichaam dat geen doel zou hebben dan weldadigheid en onschuldig verkeer? - Die niet stapelzot is, ziet immers duidelijk, dat het alleen trappen zijn, om van langzamerhand naar mate men er vatbaar en gedwee en bruikbaar toe bevonden wordt, tot de geheimenissen (gevaarlijk voor die ze smeden of broeden) toegelaten te worden, en als gedresseerde jachthonden dan tot omkeering der Staten losgelaten en openbaarlijk aangevoerd te worden. B.
[In het bovenstaande, ook bl. 106-108 en 239-252, heb ik gegeven al wat ik vond, en B. laten zeggen al wat hij wilde: men vergunne nu aan my nog eenige bijvoegselen en mijn eigen oordeel:- | |||||||||
[pagina 300]
| |||||||||
[1. De scherpe uitval tegen wagenaar, bov. bl. 106, schijnt mij onbillijk, en w.'s citatie van boxhorn er bij over 't hoofd gezien. Op gezag van dezen, was hetzelfde lang te voren verhaald door gurtler, Histor. Templar. § 216, p.m. 398. [2. Over de Ophiten of Slangen-broederschap, als eene soort van Gnostiken of Kabbalisten, is eene geleerde Hoogduitsche Verhandeling van j.h. schumacker, Wolfenb. 1756, 96 bladz. 410. Hij onderscheidt aldaar Joodsche en Christen-Ophiten; zegt dat deze eigenlijk den naam van Christenen niet verdienen S. 95: doch kent hun geene bijzondere onzedelijkheid toe, S. 89. [3. Von hammer's argument, waarop hij 't beruchte boek de tribus Impostoribus aan zijne gehate Tempelieren zou toeschrijven (hier, bl. 275,) is zeer flaauw. - Dit mysterieus geschrift (of 't geen er thans voor erkend wordt), sedert de laatste eeuw in Latijnschen tekst en Fransche redactie langzamerhand meer bekend geworden, (doch in handschriften en als bibliographische curiositeit), is thans in openlijken druk gegeven en voor circa één gulden te koop: de Impostura Religionum breve compendium, seu liber de Tribus Impostoribus. Nach zwei Mss. und mit Historisch-Litterarischer Einleitung herausgegeben von f.w. gentze (etc.) Leipz. b. fr. fleischer, 1833, 62 bladz. 8o. - In de geleerde Inleiding worden al de genen die eerst als Schrijvers van dit werk beticht waren geweest, ten getale van circa 30, (waaronder ook erasmus, en milton), opgegeven: doch van de Tempelieren geschiedt daar zoo min eenige melding, als ze mij immer voorgekomen was. Hoe zeer ook dit boek veelal aan Keizer Frederik II of zijn beroemden Kanselier petrus de vineis, die omstreeks het midden der Dertiende eeuw leefden, toegeschreven is, schijnt het werkje echter met de meeste waar- | |||||||||
[pagina 301]
| |||||||||
schijnlijkheid herkomstig van eenigen Italiaanschen Godsdienst-twijfelaar van de zestiende eeuw, van de toenmalige secte der LucianistenGa naar voetnoot1. [4. Over de Tempelieren was het mij, toegerust ook met de adversaria van mijnen Vader, gemaklijker lang dan kort te schrijven; beide historisch en critisch; doch ik acht dit hier onnoodig en overtollig, en bepale mij dus bij Von hammer en wilcke over hen. Uit Von hammer heb ik het dubbel excerpt van B. behouden, om dat ik het bij zijne collectanea aldus vond: het een vult het andere aan; en ik vond geene roeping, om ze te gaan in één werken. - Ondanks al de geleerdheid en de aangewende moeite, en welligt ook de goede trouw van Von hammer komen veel van de aanwijzingen, waarop hij, zoo wel ten aanzien der Tempelieren, als van de zamenhang met hun van de Vrijmetselaren, zich grondt, mij voor zeer klein en vergezocht te zijn, eenzijdig en hatelijk uitgeplozen à la barruel. [5. Het nieuwst en volledigst werk over hunne geschiedenis en die der afschaffing hunner orde, is w.f. wilcke, Geschichte des Tempelherren Ordens, nach den vorhandenen und mehreren bisher unbenutzten Quellen, Leipzig, 1826, 2 Deelen, 700 bladzijden, een werk met veel vlijt en onpartijdig oordeel geschreven, en waarbij van al wat over hen te voren in 't licht gege- | |||||||||
[pagina 302]
| |||||||||
ven was, gebruik is gemaakt Ga naar voetnoot1. - Dit werk is vertaald in vier Boeken: I (I Th. S. 1-233) Geschiedenis des Ordens, tot op deszelfs vernietiging (in 29 Afdeelingen, volgens de zoo vele bijzondere Grootmeesters van de Orde.) II. Geschiedenis der vernietiging (waarin ook de regtspleging zelve) I Th. S. 245-273. II Th. S. 1-77. (Hij staaft met vele getuigenissen, dat zij ook in Neder-Duitschland of Neder-Saxen allen op één tijdstip te gelijk overvallen zijn. Z.B. II. S. 40, 41.) III. Inrichting en inwendige toestand des Tempelieren-Ordens, (in vijf Afdeelingen) II Th.S. 78-201. Het IVde Boek zijn Bijlagen of excursus, 31 in getal; (II Th.S. 202-344) waarvan de laatste de literatuur dezes onderwerps behandelt. - De merkwaardigste is de 23ste, über das Idol der Templiern. (Zie B.S. 301-312.) Dien zoogenaamden Bafometh houdt hij voor een kabalistisch afbeeldsel of emblema van den macro - en microprosopus ('t Groote en Kleine-Wezen of aanzicht): hij gelooft dat eene verlochening van Christus en bespuwen enz. van het kruis, plaats had bij de hoogere inwijding en in den Priestergraad. Hij houdt de geheime leer voor Gnosticismus, door de Mahomedanen medegedeeld; doch geen heimlijk Mahomedanismus (waarvan zij ook wel beschuldigd wierden; doch welk onbestaanbaar is met het beeld dat zij aanbaden.) Zijn resultaat is: ‘zij waren naar de wijs en wetten van hun tijd schuldig, en zijn alzoo wettig veroordeeld en gestraft: doch zij | |||||||||
[pagina 303]
| |||||||||
waren verlicht en hunnen tijd vooruit.’ - (God beware ons voor zulke verlichting! - Maar men ziet toch hieruit, dat men dezen verlichten onderzoeker niet, b.v. als Von hammer, verdenken kan van partijdige tegen-ingenomenheid.)
[Maar hier, bij de historische discussie over de in 't jaar 1311 vernietigde Tempelieren-orde, wenschte ik dat B. was blijven staan, en de latere Vrij-metzelaren, en nog latere Illuminaten, en voorts de Fransche Omwenteling, en Wetboeken enz. er niet bij betrokken had. - Nu hij dit echter gedaan heeft, wil ik hem ook daar volgen. - Ik merk dan aan: [6. Het is wel waar, dat de tegenwoordige Maçonnerie zich behaagt, in zich van de aëloude, weidsche, uitgebreide en vermogende, door samenspanning van kerkelijk en wereldlijk gezag onderdrukte en vervolgde Tempelieren-Orde af te leiden en daar aan vast te hechten:- Doch men merke op, dat de uitbreiding dezer orde uit Engeland naar Frankrijk en verder over Europa; ja naar de andere Werelddeelen, valt in het tweede vierde gedeelte der 18de eeuw (bild. boven, bl. 252, 289-291) wanneer onder de Protestanten (en bij zulke Roomschen, als zich in deze Orde lieten opnemen) het geloof algemeen was aan de onschuld der Tempelieren, en dat zij het slagtoffer van afgunst, vrees en hebzucht, en eener schandelijke intrigue waren geworden (zie bilderdijk bov. bl. 239. - Hij-zelf erkent ook (bl. 277) dat nicolaï, in 1782, de eerste geweest zij, die eene andere gedaante aan de zaak gegeven hebbe: en men weet hoe daartegen, later, raynouard in zijn Treurspel les Templiers en de daarbij gevoegde geschiedkundige ontwikkeling, als verdediger hunner onschuld is opgetreden.) | |||||||||
[pagina 304]
| |||||||||
Men kon dus, om de V.M. Orde, vooral in het adeltrotsche en ijdele Frankrijk, een schijn van waardigheid (een relièf) te geven, bij zoo veel ander uiterlijks als er aan gegeven werd, de lieden diets maken, dat de VMetzelarij de continuatie van de oude, voor 't oog vernietigde, maar heimelijk steeds onderhoudene Tempelieren-Orde was; men kon, zoo veel mogelijk, de oude gebruiken en teekens dier orde weer opzoeken en daarmeê pronken: - dit deed niets, noch tot de schuld of onschuld der oude Tempelieren-, of der nieuwe Vrijmetzelaars-Orde; noch tot het ware of onware van historischen samenhang dezer laatste met de eerste. - De schrandere en onpartijdige mounier geloofde niet aan dien zamenhangGa naar voetnoot1: hij was geen ingewijd Maçon; doch een voornaam en ijverig Vaderlandsch VM. schrijft mij ook: ‘de afstamming met de Tempelieren is historisch onwaar.’
[7. Zoo komen wij dan tot de Vrijmetzelarij, op haar zelve en buiten alle betrekking tot de Tempelieren. Ook hierover was het gemaklijk, na- en uit en door - al het er over geschrevene, eene omslagtige Verhandeling te schrijven, alleen ten opzichte over den quaestie van hare wezenlijke of waarschijnlijke, voorledene of toekomstige schuld of onschuld, gevaar of waarde voor den Staat en het wettig Gezag en de goede orde in denzelven. Maar ik zou den Lezer en mijzelven vervelen, en de zaak niet verder brengen; die toch waarschijnlijk bij de meesten reeds uit vooroordeel of eigen onderzoek beslist is. Misschien zou men, om billijk en grondig te werk te gaan, moeten onderscheiden tusschen verschillende soorten en secten, en na- | |||||||||
[pagina 305]
| |||||||||
tiën, en tijdperken; of ook tusschen bijzondere en zeldzame hoogere graden, en de gewone en algemeene, in de Vrij-Metzelarij. Het is moeilijk, door de veelvuldige en kunstig gecombineerde, ware of half-ware en verdraaide of geheel valsche feiten bij barruel en zijns gelijken zich niet eenigermate te laten medesleepenGa naar voetnoot1. - Doch ik moet dringend aanraden, daartegen te lezen het te weinig onder ons bekende werk van mounier, over de invloed op de Fransche Omwenteling, welken men toegeschreven heeft aan de Philosophie, aan de Vrije-Metzelaren, en aan de Illuminaten. Uit het Fransch vertaald, te Franeker, 1802, 235 bl., gr. 8oGa naar voetnoot2; ook het, door bilderdijk zelf in 't Nederduitsch vertaalde werk van den vroomen Vrij-Metzelaar lindner, (getiteld Mac-benac; Leiden, bij Herdingh, 1820) 't welk luide getuigt voor de onschuld en het ongevaarlijke voor den Burgerstaat, vooral wat aangaat de Duitsche Vrijmetzelarij. [8. Men heeft gezien, wat B. bladz. 287, opgeeft uit een Hoogduitsch werk van 1809, nopens een Manifest dat in 't begin van 1790 door de groote Fransche VM. Loge door Europa zou gezonden zijn, om de Loges aan te manen, de Fransche Revolutie te ondersteunen enz. Denkelijk is dit dezelfde brief, waarvan de billijke mounier aldus schrijft (bl. 152 der Ned. Vert.): | |||||||||
[pagina 306]
| |||||||||
‘robison spreekt van eenen brief, welke door de Loge van het groot Oosten zou geschreven zijn in 't jaar 1789, om alle de Broeders aan te sporen om de omwenteling te ondersteunen. Deze omstandigheid is mij geheel onbekend; maar verondersteld zijnde, dat hij niet bedrogen is, zoo zijn het nochtans zeer onderscheidene zaken, eene omwenteling goed te keuren of dezelve te bewerken. Er is geen enkel bewijs aanwezig, dat de andere Loges even eens gedacht hebben, als het Groot Oosten; terwijl het voorzeker ook geene misdaad was, in het jaar 1789 te wenschen dat de omwenteling het geluk van Frankrijk mogt uitmaken.’- Want, dat er bij gezegd wordt: ‘om naar hare gelegenheid den geest van opstand zoo veel mogelijk te verbreiden;’ dit zal toch wel in den brief, die door geheel Europa ging, niet gestaan hebben; althans hiervan zou ik nader bewijs verlangen: - maar dit er af zijnde, verandert de geheele zaak van gedaante. De Hertog van Orleans was Grootmeester sedert het jaar 1771, en vóór hem was het een ander Prins van den bloede, de Prins van Conti geweest, sedert 1793. Zie bild.. zelf, bl. 290. [9. Het historische van den later tijd nopens de Vrijmetzelaren, wordt door bild. bl. 289-291 bijna geheel getrokken uit het bekende werk van llorente, Histoire critique de l'Inquisition d'Espagne. Het is de moeite waardig, voor elk wie in de gelegenheid is, dat geheel artikel bij llorente, Chap. XLI, art. 2. (T. IV. p. 53-78) na te lezen; bijzonder ook de geschiedenis van een Franschen Vrijmetzelaar Tournon bij de Inquisitie te Madrid, ald. bl. 54-68. - Dat er in 1811 (ten tijde van het rijk van Joseph Bonaparte), een 33ste graad van Franc-Maçonnerie te Madrid zou gesticht zijn (bild. bl. 291: ‘men wil’ enz. met aan- | |||||||||
[pagina 307]
| |||||||||
haling van llorente p. 146) was op zich zelf mogelijk, want llorente geeft bl. 72-75 de bijzonderheden van 30 graden op (welke dus aan hem, ofschoon geen Vrijmetzelaar - maar Secretaris der Inquisitie - moeten zijn bekend geweest). Maar het door bild. hier bijgebrachte toont hij niet te gelooven, p. 146 verg. p. 145Ga naar voetnoot1. En wat ‘men wil’ van de in December 1808, ten tijde der Fransche overweldiging van Spanje, in het Camp bij Orense in Gallicie opgerichte Loge van Heeren en Dames, - Philo-choristen of Dans-liefhebbers (Bild. bl. 291, uit llorente, p. 146)- dit zal toch wel een Fransche Militairen plaisanterie geweest zijn.- Maar er zijn, reeds vóór de Fransche Omwenteling, afzonderlijke Dames-Loges geweest (onder den niet fraaijen naam van mopsen-loges! waarover z. mounier's aangeh. werk bl. 140-141; - (ook al tegen barruel.) [10. Bild. brengt bl. 290 het begin bij van hetgeen llorente zegt over de Vrijmetzelarij in de Nederlanden. Doch laat ons die plaats in haar geheel geven: - pag. 70: ‘La même année 1737, le gouvernement de Hollande défendit les assemblèes de franc-maçons, comme mesure de précaution, et en déclarant que cette défense n'avait été provoquée par auenne entreprise criminelle de leur part. Malgré cette disposition, les membres d'une loge se réunirent: ils furent arrêtés et mis en jugement; mais ils se défendirent avee tant d'energie et de succès, que le gouvernement les fit acquitter, révoqua la mesure qu'il avait | |||||||||
[pagina 308]
| |||||||||
prise, et accorda mème sa protection à la franc-maçonnerie.’ - Llorente evenwel is hier niet goed onderrigt geweest: het verbod, van 30 November 1735, is nimmer, noch voor of na 1748 en 1795, openlijk en uitdrukkelijk opgeheven; ofschoon het weldra met reden als geäboleerd, en met medewerken en stilzwijgende goedkeuring van het Gouvernement-zelf vervallen, kon beschouwd worden. Zie Rapport door de Commissie den 4den Junij 1797 ter Groote Loge benoemd, op den 27 December 1797 in eene buitengewoone Vergadering uitgebragtGa naar voetnoot1, nopens de Revisie van het Wetboek, enz. enz. Voorafgegaan door eene Inleiding, en eene korte geschiedkundige schets, de Order der Vrijmetselaren betreffende (19 bladz. fol.) bl. 10, 14 en 18Ga naar voetnoot2. | |||||||||
[pagina 309]
| |||||||||
[11. Met opzet zeide ik, dat de VM. Orde, ‘noch vóór noch na 1748 of 1795’ uitdrukkelijk in Holland geautoriseerd geweest zij. - Ten tijde van haar eerste verschijnen in Holland was zij aan het toenmalige Aristocratisch Bestuur - en zeker niet buiten allen schijn - suspect als Orangistisch. Immers het gemelde rapport van de mist c.s. zegt bl. 10: ‘Er zijn geene berigten voorhanden, dat voor den jare 1738, geregelde samenkomsten van Vrije Metselaren in ons Vaderland hebben plaats gehad. Het huwlijk van Prins Willem den IV met de Kroon-Princes van Groot-Brittanniën schijnt gelegenheid gegeven te hebben, dat vele personen van aanzien in deszelfs gevolg, der Broederschap in Engeland zijn ingelijfd geworden.’ Eene aankondiging van het houden der eerste Holl. Loge in ‘de Amsterdamsche Courant van 3 November 1735, wekte de oplettendheid der toenmalige Gecommitteerde Raden van Holland.’ - ‘Onbekend met de voorschriften en bedoelingen der Order, mistrouwden zij de daar mede gepaarde geheimhouding; en hun argwaan vermeerderde niet weinig daar door, dat velen van derzelver eerste en aanzienlijke Medeleden, Ambtenaren en Gunstelingen waren van eenen Prins, dien het toen bovendrijvend Staatkundig stelsel van ons Vaderland van het Stadhouderschap moest verwijderd houden. Zij vreesden, of niet | |||||||||
[pagina 310]
| |||||||||
veelligt, onder voorwendsel eener onschuldige samenkomste van V.M., in het verborgen beraadslagingen wierden gehouden tot omkeering der toen gevestigde Regeringsform.’- Geen wonder dus, dat na de Omwenteling van 1748 de Orde geen vervolging meer te vreezen had; en het onnoodig achtte een stellig opheffen van het verbod te verlangen. Na de nieuwe Omwenteling van 1795, was een der punten waarover het gemeld rapport van de Brs. de mist, holtrop enz. ging, het op den 4 Junij 1797 gedane voorstel: ‘Om te bewerken, dat de prohibitive Wetten en Resolutiën, voormaals ten aanzien der Vrije-Metselarij bij Lands - of Stedelijke Regeringen genomen, werden vernietigd.’ Maar de Commissie advyseerde, met krachtige redenen, om daartoe geene pogingen te doen, maar die prohibitien als van zelf geheel vervallen en als vergeten te beschouwen. Zij besluit dit gedeelte aldus (bl. 18): - ‘ook behoeft eene in onbruik geraakte Wet, geene uitdruklijke herroeping of intrekking. Eene langdurige non-observantie, onder het oog en met voorweten of toelating des Wetgevers, en van hun aan wien de handhaving en uitoefening der Wetten is aanbevolen, staat in rechten met eene uitdrukkelijke herroeping gelijk, en is voor de Ingezetenen van eene gelijke werking.’ [12. Ten opzichte der Nederlandsche Loges, is uit dat Rapport nog op te merken: 1) dat, welke samenhang er oorspronklijk ook met de Engelsche Loges moge geweest zijn, de Nederlandsche Orde daarna zich als zelfstandig en nationaal geconstituëerd heeft, en bij de Notulen der Groote Loge van den 18den December | |||||||||
[pagina 311]
| |||||||||
1757, ‘is al het bevorens gepasseerde (dus het geheele tijdperk van 1735 af) gehouden als uitgestorven.’ bl. 11. 2) Ook bij dat Rapport zijn, ‘overeenkomstig de Resolutien der Groote Loge v.d. 18 December 1757, en 19 Maart 1780, geene andere Graden erkend, noch andere sieradiën of uiterlijke teekenen toegelaten, dan die der drie Oude en erkende Graden der Metselarij, van Leerling, Gezel, Meester.’ Bl. 16Ga naar voetnoot1. 3) Dat sedert 1759 tot den tijd van dat Rapport toe, ‘de Troon in den Tempel’ d.i. het Nationaal Grootmeesterschap, ‘door achtendertig-jarige telkens hernieuwde keuze, en aanvaarding van dezen Eerepost, bekleed is geweest, door den Heer carel van doetselaar’ (bl. 13) - denzelfden, die in 1793 zoo getrouw en de Willemstad tegen den aanval der Franschen heeft kloekmoedig verdedigd. 4) Het schijnt evenwel, uit Bl. 13 van die Voordragt, dat sedert 1795 aan de Broederschap dezer Landen naauwere verbintenissen met de Groote Nationale Loges van Engeland, Frankrijk, en Duitschland aangeboden, en door haar aangenomen en aanvaard zijn. - Doch wat daarvan, na al het sedert gebeurde, thans nog overgebleven zij of niet, wordt ook voor den meest soupçonneusen, en beide in zedelijke en in staatkundige betrekking, het deugdzame der (Noord-) Nederlandsche Maçonnerie volkomen gewaarborgd door het karakter van haar Koninglijken Grootmeester. | |||||||||
[pagina 312]
| |||||||||
[13. Dat ‘p. paulus verklaarde, dat de vrijheid en gelijkheid in 't Evangelie geleerd werd,’ (bild. bladz. 296, aant.) wete ik: maar dat hij verklaard zou hebben ‘dat hij 't Evangelie niet gelooven zou, indien hij er die leer niet in vond;’ is mij noch in zijne beroemde Verhandeling over de Vrijheid en Gelijkheid der menschen (1794) noch ergens elders voorgekomen. En wat men ook in bekrompen vooroordeel, als zij er innerlijk verband van Godsdienstigen - en slaven-geest, op die Verhandeling, als ‘het Fransch Jacobinismus in een Christenkleedje,’ moge geschimpt hebhen, ik durf een iegelijk ten sterkste aanraden, bl. 15-42, en 79, 80 in die Verhandeling, bedaard en met een onbevangen gemoed te lezenGa naar voetnoot1. Zoo vind ik het ook niet zoo ergerlijk of blasphematoir als bild. (bl. 296, 297), maar geloof dat het een zeer onschuldige allegorie kan zijn, wanneer een Christelijk Vrijmetselaar of welmeenend Illuminaat, jezus christus ‘den Grootmeester der Orde’ noemde: maar dat hier alles afhangt van het gemoed des sprekers. - (De Herrnhutsche of Broeder-Gemeente heeft wel bij plegtige opdragt en aanstelling, den Heiland tot ‘Opper-Ouderling harer Gemeente’ verklaard, en wendt | |||||||||
[pagina 313]
| |||||||||
zich alzoo in hare aangelegenheden tot Hem.) - De gemoedelijk Christelijke lindner, die zelf betuigt, dat ‘het geheele oogmerk van zijn geschrift is: de Vrijmetselaars uit te noodigen, om overluid en openlijk te bekennen, dat er buiten de bekende groote verborgenheid, van de verlossing des menschdoms door Christus, geene andere is; dat alle geheimenis en verborgenheid welke de Vrijmetselarij van Christus tijd voorgewend heeft te bezitten, slechts inbeelding, en dus dwaasheid en zelfbedrog geweest is,’ enz. (Mac-henac, bl. 220); gebruikt dezelfde allegorie, zonder dat bilderdijk eene afkeurende aanmerking (die hij anders niet spaart) er bijvoegtGa naar voetnoot1. | |||||||||
[pagina 314]
| |||||||||
[Eer ik nu overga tot het Illuminatendom, nog eene dubbele aanmerking; 14. Lindner is, bl. 68-98 van zijn werk, hatelijk en onbillijk partijdig tegen fessler; wien hij verdenkt en beschuldigt van een crypto-Jesuït te zijn: en in Protestantschen ijver, vervalt hij tot het ander uiterste, der Jesuïten-riekerij van nikolaï en biester, die zelfs lavater daarvoor wil uitmaken (even als onze half-Christlijke Protestanten, nog voor weinig jaren, den tegenwoordigen Koning van Pruissen verdacht hielden en maakten, van heimelijk Roomsch te zijn, omdat hij een Christelijke Agende, d.i. Liturgie, ingevoerd had.) Die Jesuïten-jacht wordt te recht beteugeld door bilderdijk, bij lindn. Mach. bl. 98, v. maar hij kon fessler niet even zeer verdedigen, wiens zeer merkwaardige eigen-Levensgeschiedenis eerst vier jaren later in het licht kwam. (Dezelve is ook in 't Nederduitsch vertaald.) [15. Ik mag op mij-zelven toepassen, 't geen Llorente van zich zegt (Hist. Crit. etc. T. IV, p. 71, 72): ‘Je ne suis membre d'aucune loge; je n'ai même jamais cu la prétention d'y être initié: non que l'assosiation m'ait paru contraire à la religion, ou à la sage politique; je ne crois point que le franc-maçonnerie soit contraire à l'une ni à l'autre: mais etc. - Cependant, je n'ai été ni ne serai jamais l'ennemi ni le censeur indiscret d'une institution dont la base repose sur le principe de la bienfaisance, quoique’ etc. | |||||||||
[pagina 315]
| |||||||||
[16. Nu 't Illuminatismus. - Bilderdijk schijnt (bl. 292-298 in zijne afzichtelijke voordragt daarvan meest denzelfden Signatstern te volgen, dien ik niet ken, doch die naar gelang van 't geen hij er ook uit heeft, bl. 287, vergeleken met mijne 8ste aanm. bl. 305, v. schijnt eene dwaal-ster, een hatelijke compilatie à la barruel te zijn. - Laat ons kortelijk zien
[17. a) Het zijn niet de Illuminé's, hoogverlichten of Adepten, die bijzonder in de laatste helft der 18de eeuw, met schröpfer en cagliostro - waarbij veelal, en ook door mounier, doch te onrechte, swedenburg en de MartinistenGa naar voetnoot1 genoemd worden; - zich toeleiden op hoogere, den gewonen mensch verborgene wetenschap en kunst, van geesten-bezweeren, schat-ontdekken, goudmakerij, levens-balsem, enz.- waarmede het Magnetismus, tijdens de eerste verschijning van mesmer te Parijs, in een ongelukkigen schijn, van verhand kwam: - Men bedoelt hier het in 1776 door den Duitschen Geleerden weishaupt gestichte, door knigge | |||||||||
[pagina 316]
| |||||||||
vooral uitgebreide, maar door de Beijersche Regering in 1784 en 1785 opgehevene en onderdrukte, Staatkundig Genootschap - of de Orde der Illuminaten. [18. b) Adam weishaupt, Professor te Ingolstad in Beijeren, onderwezen bij de Jesuïten, doch nimmer in hunne Orde getreden; en verontwaardigd, hoe, terwijl elders in Duitschland verlichting, goede smaak en nijverheid bloeiden, de Jesuïten het schoone Beijeren onder een zwak en bigot Vorst overheerschten en uitzogen; besloot heh met hun eigen wapenen te bestrijden, en, gebruik makende van zijne Akademische betrekking, een Orde op te richten, wier leden elkanders tijdelijk belang, bevordering en invloed - en alzoo tevens en als einddoel, dat van beschaving, verlichting, en het echte doel der menschheid zouden bevorderen. - Dit klonk zeer fraai: er is ook geen blijk dat weishaupt en knigge, de hoofdpersonen in dezen, het zich anders voorstelden; en van een c.v. dalberg, feder, en vele anderen, mag men dit als zeker stellen. Maar de toenmalige Duitsche verlichting was weinig beter dan de Fransche Philosophie; en in de wijze om den kring en de werking der Orde uit te breiden was veel gevaarlijks en wat in de daad berispelijk was. Zoodanig was vooral de Jesuïtische stelregel, mede door hen overgenomen, dat tot een groot en loffelijk doel de aart der middelen onverschillig zijGa naar voetnoot1. - Het is niet noodig, de aart of inrigting en lotgevallen van dit kortstondig Genootschap, doch waarvan geweldigen ophef gemaakt isGa naar voetnoot2, breeder te beschrijven; daar men | |||||||||
[pagina 317]
| |||||||||
zich dienaangaande genoegzaam onderrigten kan uit de Artikelen Illuminaten en Weishaupt, in het ook onder ons zeer bekende Duitsche Conversations-Lexicon, en in de bij ons vertaalde werken van mounier, Derde Afdeeling, bl. 166 en volgg., en lindner, bl. 100-119. - Het tafereel dat bilderdijk er van ophangt (uit den Signatstern), is geheel eenzijdig geschetst. [19. Mounier, bl. 178: ‘Men zegt, dat er nog twee hoogere graden geweest te zijn, die der Magi en Menschenkoningen, welker stellingen niet ontdekt zijn geworden. Barruel gist, dat het Atheïsmus in deze graden geleerd wierd: zulk eene beschuldiging behoorde men echter niet te doen, zonder dat de deugdelijkste bewijzen hiervoor konden bijgebracht wordenGa naar voetnoot1. Weis- | |||||||||
[pagina 318]
| |||||||||
haupt had eene bijzondere instruktie opgesteld, hoe men zulke Illuminaten, welke tot theosophische dweperijen overhelden, zoude moeten behandelen. Dit kan alleen van de Rosenkruisers en aanhangelingen van swedenburg worden opgevat [zie bov. Nr. 17 a) bl. 315]. Barruel heeft echter, om hierin een bewijs voor de ongodisterij te kunnen vinden, de Hoogduitsche woorden: Theosophische Schwārmerijen (de dweperij der Theosophen), overgezet door, la fantaisie de croire en Dien (de grilligheid om aan een God te gelooven). Barruël verstaat geen Hoogduitsch, of hij heeft zeer oneerlijk vertolkt.’- [20. Hoe billijk, daarentegen, is het oordeel van lindner, ofschoon hij als ijverig Vrijmetselaar, gebeten was op de Illuminaten (zie straks, Nr. 21.) Hij zegt, (Macb. bl. 205): ‘Het denkbeeld dat weishaupt van de verheven oogmerken zijner Orde had (enz.), werkte krachtig op voortreflijke menschen; en daaruit is te verklaren, waarom deze Orde zich in korten tijd door geheel Duitschland verbreidde, en waarom de leden daarvan (doorëen genomen) meestal de waardigste mannen der afgeloopen en tegenwoordige eeuw waren. Mannen wier namen men slechts te noemen heeft, om te doen blijken, dat het nooit hun oogmerk zijn kon, een schelmstuk uit te voeren! Mannen, van wie te voorzien was, dat zij zich niet zouden laten misbruiken noch vervoeren’Ga naar voetnoot1! | |||||||||
[pagina 319]
| |||||||||
[21. c) ‘Naar weishaupts eigen melding is het Illuminatismus een accessorium der Vrijmetselarij, van welke men drie graden bekomen moet hebben, als radicaal om zijne Orde te kunnen ontfangen. Hij zelf verzekerde dat zijn leer alleen de echte Metselarij bevatte, en de mysteriën van deze daar-alleen door verklaard konden worden;’ bild. hier, bl. 293. - Dit is zóó te verstaan, dat weishaupt in zijn Illuminaten-Orde niemand toeliet, die niet van de drie gewone graden der VMetzelarij voorzien was: maar hij trachtte zich van de VMetzelarij zelve meester te maken; en een hooger graad in zijne Orde deelde de ontdekking mede, dat de gewone Maconnerie geene waarde had, maar die eerst verkreeg door deze VerlichtingGa naar voetnoot1.- Zoo zegt ook lindner, Mac-benac bl. 33: ‘Oorspronglijk hing het Illumatismus met de Vrijmetselarij niet te samen, maar werd er op ingeënt, of diende haar veeleer tot mom-aanzicht;’ ('t geen mij dunkt, dus te verstaan te zijn, dat de Maçonnerie, als waar in en waar achter de Illuminaten-Orde zich verstak, aan deze tot momaanzicht diende). - Bij een echt VMetzelaar dus, die Esprit de Corps heeft, moest reeds hierom het intrigant Illuminatismus gehaat zijn; en dit heeft dus zeker medegewerkt tot lindner's scherpe uitdrukkingen er over, bl. 33, 34Ga naar voetnoot2. | |||||||||
[pagina 320]
| |||||||||
[22. Het is dus ook niet naauwkeurig gezegd (bild. bladz. 292) dat ‘uit knigge's Vrijmetzelaren-Orde der Eclectiken, de Orde der Illuminaten door weishaupt ontstond.’ W. had zijn denkbeeld uit zich zelf gevormd en zijne inrichting begonnenGa naar voetnoot1; gelijk knigge, zonder iets van W. te weten, in de VMetzelarij ging reformeren en intrigueren: doch toen ze in hun wederzijdsche werkzaamheid elkander genaakten, gaf dit eene verëeniging en wederkeerige wijziging en vestiging van denkbeelden en doel, en van werking en middelen; en alzoo eene nieuwe kracht en uitbreiding der Illuminaten-Orde, waardoor knigge nu de Vmetzelarij meende te overmeesteren; zie Nr. 21. [23. De Duitsche Wijsgeer feder, (eerst te Göttingen, naderhand te Hanover, geb. 1740, gest. 1821) verdient de hoogste achting, van de zijde van zijn verstand zoo wel als van die van zijn hart en echt Christelijken zin. Zijne eigen Levensbeschrijving, door hem nagelatenGa naar voetnoot2, heeft een afzonderlijk en zeer belangrijk Hoofdstuk (XI, S. 141-154): Over mijn deelnemen aan het Genootschap der Vrijmetselaars en Illuminaten. Hij betuigt, dat hij nimmer berouw gehad had, lid der VM. Orde, als zoodanig, geweest te zijn; ofschoon hij, zijn leven van voren af moetende beginnen, er niet weer in zou gaan: ook ten opzichte der Illuminaten-Orde, waar hij tot het laatst was ingebleven, (hij | |||||||||
[pagina 321]
| |||||||||
heette aldaar Marcus Aurelius) heeft hij zich niets te verwijten, 't zij van doel of werkzaamheden; doch hij erkent dat de Orde gevaarlijk, en zoo als ze bestond misschien berispelijk was, en betuigt leedwezen, in deze gekomen of er niet vroeger uitgegaan te zijn. [24. d) ‘De Fransche Omwenteling geen werk der Illuminaten,’ is de Derde Afdeeling van het hier telkens vermelde werk van mounier, bl. 166-217 der Nederd. Vert. En wat ook barruel c.s. er over moge bijgebragt hebben, het komt mij voor, dat M. deze stelling voldongen heeft (in zoo verre dit ten opzichte van iets negatifs, mogelijk isGa naar voetnoot1); en althans de voor dezelve bijgebrachte gronden zeer goed weerlegd heeft. Zelfs niet eens van in Duitschland de Fransche Omwenteling begunstigd of hare beginselen voortgeplant te hebben, kent lindner hun het vermogen toeGa naar voetnoot2.
[25. Ik geloof dan ook niet, dat de Fransche, en alzoo bij ons nog gebruikt wordende, Familie-raden, iets met de Tempelieren, de Vrijmetselaars, of de Illuminaten gemeen hebben: (bl. 298) - Maar het bevreemdt en smert mij, bild. aldaar te zien schrijven, als of de Code Civil Français en de Code Napoleon twee wezenlijk verschillende werken, of zelfs verschillende redactiën van één werk geweest waren, gelijk b.v. het Hollandsche Wetboek Napoleon van Koning Lodewijk ten opzichte van den Franschen Côde; of als önze Staatsregelingen van 1814 en 1815. - De Code Nap. had | |||||||||
[pagina 322]
| |||||||||
zelfs B. meer moeten smaken, dan de C. Civil; want 1) deze heeft een republikeinschen vorm, de C.N. een monarchalen; en 2) de C. Civil heeft de republikeinsche, de C.N. de algemeen Christlijke dag - en maandrekening en benamingen.)- [26. Even min kan ik dus aan dat mislukte Illuminatismus, de afschaffing dank wijten van het voormalig kniebuigen voor de Koningen (B. bl. 297) - noch ook, dat (een Christen onwaardig,) knielen terug wenschen.- [26. Noch ook geloove ik, dat onze, beide in bedoeling en in werking zoo loffelijke Maatschappij tot Nut van 't Algemeen (bl. 297), een uitvloeisel van dat Illuminatismus zij.-
[27. Ik heb nog vergeten, ten opzichte van het vroeger in dit Deel voorkomende, te zeggen, dat ik ook niet geloof, dat het systema van polariteit in de Natuurkunde uit het Manicheïsmus oorspronkelijk is of slechts een conigzins verhuld (althans opzettelijk en zelfbewust) Manicheïsmus (Bl. 243, en zoo 1. 251 het Dualismus.) - en [28. - Ondanks het gevaar van door bilderdijk c.s. - ja misschien thans door ons groot Publiek - voor blind gescholden te worden: - dat ik niet geloof aan eene revolutionaire Propaganda in den eigenlijken zin (van bild. bl. 244, 251.) H.W.T. |
|