De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 15
(1859)–Willem Bilderdijk– AuteursrechtvrijInhoud:Aan den mensch. - Menschendugd. - Filozoofsche deugd. - Staatsgezag. - Slaapverkwikking. - Rust in hoop. - De rand des grafs. - Aan mijne Ega. - By mijn verjaren. - Jaarverwisseling. - Poëzy. - De taal. - Wijsheid. - Nieuwe wijsheid. - Het recht des volks. - Vrouwenroem. - Nooddruft. - Stilte. - Ware kennis. - Herinnering. - Jammerklacht. (Jeremias vierde Hoofdstuk.) - Wareldglans. - Epicte- | |
[pagina 232]
| |
tus ἄπεχε ϰαὶ ἄνεχε. - Te rug zicht. - Vrijheid van ziel. - Job en Salomo. - Verzwakking in ouderdom. - 't Bidden in smarten. - God en de mensch. - Filozofie. - Goede werken. - Aan mijne Wederhelft, in de Nieuwjaarsnacht 1827. - Troost in benaauwdheid. - Gezag. - Schijnbedrog. - Praalzucht. - Tijdkorting. - De spreuk van Job. - Liefde des naasten. - Zielzucht. - Verstand en geloof. - Kennis van God. - Jezus Godheid. - Kennis. - Christlijk voornemen. - Droom. - Vrede. - Verval. - Onmacht. - 't Evangelie. - Geleerdheid. - 't Christenpad. - Zelfbeschouwing. - Kennis - Weldadigheid. - Toekomst. - Driften. - Voor- en tegenspoed. - Erfsmet. - Aan Leibnitz. - Wan-geklap. - Plicht. - Ontschuldiging eens grijzaarts. - Algemeene dolheid. - Het sterfbed. | |
Voorberichteischt deze Dichtbondel wel niet. Mijn tegenwoordige hooge ouderdom en de Tytel-zelf kondigen genoegzaam aan, dat men hier juist geene luchtige of vrolijke uitstroomingen te wachten heeft, hoedanige zich noch met afgaande jaren noch met eenen lijdenden en verzwakkenden toestand verdragen. Ten allen stonde heeft men in mijne werken de zielsgesteltenis van tijd en omstandigheden waarin zy ontsproten zijn, kunnen erkennen, en het zal hier wederom even zoo zijn. Aan den zich overleefd hebbenden Grijzaart zal niemand (vertrouw ik) het mijmeren kwalijk afnemen. 't Is het recht der dompige levensavond, en zekerlijk slaan er meer harten eenstemmig genoeg met het mijne, om uit mijne uitboezeming eenige stichting te gaderen. Zoo moge het zijn! - Zekerlijk zal dit Boekdeeltjen van niet vele meer gevolgd worden: Ook de vruchtbaarste akker wordt uitgeput, en wellicht hebben weinigen zoo veel recht om zich aan de Dichterlijke schouwplaats in het eind te onttrekken als die er zich eene halve eeuw op staande mocht houden. Doch die nooit schreef om te schrijven, maar altijd uit overvloeiing des harten, kan bezwaarlijk zich eenen eindpaal stellen. - Dan dit is in Hooger hand besloten, aan wie ik met oud-vaderlijke oprechtheid en warmte zoo Kerk als Vaderland, levend of stervend, aanbevele. - Vaart wel!
1827. |
|