Inhoudsopgave
Dichterlijke zelfbeschrijving.
Gibeon.
(I Koningen III.)
Op mijn afbeeldsel.
Dichtzucht.
Fragment van een' brief
Aan mijne ega.
By mijn afbeeldsel.
Grafschrift voor my-zelven.
Onder mijne afbeelding.
By mijne afbeelding.
By mijne afbeelding.
Op mijne afbeelding,
door Kuilenburg geschilderd.
Op mijne afbeelding,
By mijn vertrek in ballingschap, door den kunstschilder Hauck geschilderd.
In andwoord op een lofdicht.
Uitboezeming.
Afscheid.
Op mijn afbeeldzel,
in Londen door Schweickhardt geschilderd, en mijne Egâ tot een borstsiersel overgezonden.
Op mijn silhouette,
door Miss Suada getrokken.
Het echtgeluk.
Echte liefde.
Nachtwandeling.
De kranke.
Vergenoegdheid.
De zuigeling.
Grafschrift voor my-zelven.
De drie wenschen.
Holland en Engeland.
Afscheid aan het vaderland.
Wintergenoegen.
Bezoeken.
Aan Cats.
Te rug reis naar 't vaderland,
aan boord van het Tjalkschip ‘De hoop.’
In de scheepskooi,
By een vliegenden storm op zee.
In de Naeht van den 25 Maart 1806.
By het inzeilen der Hollandsche zeeplas,
In de lootsschuit,
De vrouw Anna,
waar my een Vaderlandsch ontbijt werd voorgezet.
Aan den Hollandschen wal.
Aan den dichter van eenen welkomstgroet,
bij mijn te rug keeren in 't Vaderland.
Afscheid,
By mijn bestemd vertrek uit het kortbezochte vaderland, naar Kazan.
Trouw.
Rust
Aan den koning,
by zijne terugkomst in de Hage.
Stervenszucht.
Mijmering
Nietigheid.
Mijn buitenverblijf.
[Voorzang voor ‘de mensch’.]
Uitstorting van 't hart.
Holland boven al.
Op mijn twee- en vijftigsten verjaardag.
Liefde tot het vaderland.
Mijn treurtoon.
Dichthulde aan Amsterdam.
Uitgesproken in de Maatschappy ‘Felix Meritis.’
Aan den koning.
toen het Z.M. behaagde, my tot lid des Koninklijken
Instituts te benoemen.
Aan den koning.
Jeremiaden.
Mijne geboortsbestemming.
Rust.
Smeekschrift.
Mijne uitvaart.
Berusting.
Aan den koning
in 't hevigst mijner ziekte.
Dood en leven.
Lotbetreuring.
Op mijn vervolgers.
Onrust.
Zucht ten hemel.
Het leven.
De dood.
Op mijn verjaardag.
Levenspijn.
Bede.
By mijne afbeelding
Op mijne afbeelding
Door Van Bree.
Op een lofvers.
Zucht in grijsheid.
Op een afbeeldsel van my.
Aan koning Lodewijk,
By zijn verblijf in Italie.
Berusting.
Slotzang.
Aan mijne Mededichters.
Palm.
Aan de verbeelding.
Tijdbeklag.
Na Martialis.
By mijn verjaren.
Aan wien het aangaat.
Onrust.
Klaagzang.
Aan den slaap.
(Op mijn krankbed.)
Beklag.
(Na Gregorius Naziansenus gevolgd.)
Aan de hedendaagsche godsdienst-stoorders.
Belijdenis.
De getrouwe Démotes
aan zijn Koning.
Rondedans
(In futuro)
Om een doodkist.
Op een afbeeldsel van my.
* * *
Herinnering aan mijne kindsheid.
Vrijgezindheid.
Mijn ouderdom.
Vrijmacht.
't Vorschgekwaak.
Vrouw.
Aan Cats.
Afscheid by 't graf.
Op eene verzameling
van mijne afbeeldingen.
Zielzucht.
(Na Petrarcha).
Hartsgevoel.
Verbintenissen.
Zucht der bejammering.
Doodsgedachten.
Afhanklijkheid
Ouderdom.
Zangdoel.
Geron.
Eens grijzaarts zielzucht.
Gerustheid.
Troost.
Poëzy.
Ouderdom.
Herdenken.
Dank en berusting.
Slaapverkwikking.
By mijn verjaren
1826.
Verzwakking in ouderdom.
Vrede.
Zielzucht in lijden.
Aan J.H. Halbertsma.
Aan Cats.
Uchtendstond.
Mijn leeftijd.
Op de dagelijksche schendbrieven
my toegezonden.
Herdenking
aan den ay aangeboden leerstoel
te Kazan, in het jaar 1805.
Onverschilligheid.
Waarschouwing.
De rand des grafs.
Te rug zicht.
Zielzucht.
Wan-geklap.
Ontschuldiging eens grijzaarts.
Het sterfbed.
Mijn eerste levensnacht.
Herdenking.
Herinnering.
Wien te leven.
Mijne afzondering.
Lofredenen.
(Werklijk uit uittreksels van Genootschaps lofredenen gesproten.)
Wenschen.
Bekrompen staat.
Klimmende ouderdom.
By mijne verjaring.
Uitvaart.
Andwoord aan een vriend.
Rijm en maat.
Des kranken nachtleger.
Poëzy.
Aan den krekel
By 't winteren.
Afscheid aan leyden.
Haarlem.
Blijmoedigheid.
Zielzucht.
Zielzucht.
Zielzucht.
Mijmering
in dofheid van geest.
Wareldglans.
[Voorzang
van den ‘Schemerschijn’.]
Afscheid.
By mijne verjaring.
Droom.
Afscheid.
De balling
In 1795.
De pen aan den schrijver.
In een vriendenrol.
Vaarwel.
Oudenjaars dag.
Aan mijne verzen.
Uitzicht op mijn dood.
Op mijn graf.
Te rugzicht naar 't voorledene.
Ouderdom.
Plagen.
Laatste bede.
Voor- en achteruitzicht.
Afscheid.
By mijn verjaren.
Mijne afkomst.
Aan mijnen oudovergrootvader Jacobus Laurentius.
V.D.M.
Mijn leven.
Mengelingen.
Beschouwing der vyf tafereelen van Josephs leeven,
afgebeeld door den konstschilder J. v..D.....
uitgegeven in 't jaar 1771.
Dichterlijke uitspanning.
Zes luimige brieven aan 's dichters eenige zuster, wijlen vrouwe Izabella Dorothea Wentholt, geb. Bilderdijk,
In de jaren 1778 en 1779 geschreven.
Vergenoegen.
Op de zwaluw.
De wijn.
Lierzang op de roos,
Anacreon nagevolgd.
Aan de zangkunst.
Aan mijne luit.
Alkaïsche eierzang.
Op de deugd.
Op het graf van W. Krull.
Op het graf van Bentinck.
Quatrain
tot afsluiting van Bilderdijks Album Amicorum.
Op de afbeelding van het overleden schootkatjen van Jonkvrouwe de Lannoy.
(Op 't verzoek der Meesteresse.)
Kniedicht.
Op het graf van de treurspeldichteresse De Lannoy.
Ode.
Hamlets bekende alleenspraak
Na Shakespears Engelsch gevolgd.
Hamlets bekende alleenspraak by Shakespear.
Na de Fransche navolging van Voltaire.
Fragment uit Shakespear 's Hamlet.
[Fragment eener parodie
op eene Rotterdamsche publicatie.]
Elpis,
Boëtius gemalinne.
(Grafschrift.)
De krekel.
Tegenstelling.
Bekker.
Anacreontisch zangstukje.
Voorval.
De wareld.
Op een afbeelding door Vinkeles,
Met eens anders naam onderschreven.
Ampten.
(Tot troost aan een' vriend.)
Lijkvers.
De beandwoording der lofspraak.
[Toewijding
van den ‘Elius’.]
Aanteekeningen.