De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 9
(1858)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij
[pagina 298]
| |
De Oranjeboom.Ga naar voetnoot*Μηδὲν ἄλλο φυτεύσῃς πρότερον δένδριον - Plant Vader Libers eedlen rank,
En smaak zijn frisschen Godendrank
Die 't hart der droeven mag verheugen
In onbezorgde nektarteugen;
Maar kweek, ô zalig Nederland!
De geuriger Oranjeplant;
Wier sappig ooft, wier frissche bladeren,
Het hart verkwikken als het kwijnt,
De kracht herstellen in onze aderen;
Wier geur den loggen geest in 't werkzaam hoofd verfijnt;
Wier bitter 't traag gestel van werklooze ingewanden
Met nieuwen levensgloed bezielt;
En 't Dichterlijke brein in vlammen doet ontbranden,
Waar voor de ontzettende aard met heilgen eerbied knielt!
Oranje-bloessems, zoo verkwikkend,
Gy gaaft aan 't hart steeds ademtocht,
Dat in de leliereuk verstikkend
Uw artseny met tranen zocht.
Voleedle plant, door God geschonken;
In schel en sap en bloem en blad
Der Hoven ongelijkbre schat,
Die 't zilver naast het goud doet pronken
En kracht met lieflijkheid omvat!
ô Sterk ons! - Neêrland heeft geen leven,
Geen bloei, geen welvaart, vaag noch macht,
| |
[pagina 299]
| |
Dan door uw wonderkracht gesteven,
Waar 't lijdend harte naar versmacht!
ô Zielverhemelende droppen,
Die 't dorstende verhemelt' laaft;
ô Zegen der Oranjeknoppen
Met Oosterbalsemdaauw begaafd!
ô Schel, met morgenvonkling gloeiend,
En Kroon, met eeuwge Lent' getooid!
ô Vrucht, van zerpe honig vloeiend,
En takken, die uw zilver strooit,
ô Hofgeschenk der Hesperieden
ô! Wortel ge onuitroeibaar vast;
En, Holland, leer het onkruid wieden
Dat op uw grond zoo welig wast!
Verstikkend onkruid, paddestoelen,
En al-omslingerende kweek!
Weer mollen die den Hof doorwoelen.
En sproei hem uit een zuivre beek!
Ja! Neêrland, ja, gy zoudt bezwijken,
Deed eens 't verderf dien Stam vergaan.
Met hem verwint gy Koninkrijken;
Zijn bloei is Nederlands bestaan.
1824.
|
|