De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 6
(1857)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij
[pagina 6]
| |
Christlijk voornemen.Ga naar voetnoot*Τοῖς δέ νόμοισιν ἔδησα ἐμὸν βίον· εὶ δέ πόθοιο
Ἐς τἐλος ἱκοίμην, ἄφθιτε, σεῖο χάρις.
greg. nazianz.
Ik heb by 't Godlijk woord, den Hoogsten God, gezworen,
By Hem, 't begin en eind, des Vaders eengeboren,
In wezen één met Hem, Zijn uitgedrukte beeld,
En die in 't vleesch met ons de menschheid heeft gedeeld:
Zijn Heiligheid te ontzien, in oodmoed Hem te leven,
Zijn leer niet af te staan, Zijne eer niet op te geven.
Ik wil met d' eigenwaan der tijden niets gemeen:
Ik scheur 't drie-eenige der Godheid niet uit één.
Ik vlam op 't aanzien niet van staatsrang of vermogen,
Noch leen, wie 't zij, de hand tot uiterlijk verhoogen.
Ik stel geen menschenhulp voor redding van mijn God,
En meer mijn vaartuig aan geen stormpaal die verrot.
'k Verhef mijn boezem niet wanneer my de Almacht zegent,
En zijg niet moedloos neêr wanneer me 't leed bejegent.
Waar de aangebeden waan den scepter voeren mag,
Ik voeg me in 't oordeel naar geen menschelijk gezag.
'k Benij den voorspoed niet wanneer de boozen bloeien,
Noch wijk van 't rechte spoor, wat doornen 't overgroeien.
'k Belach den val niet, zelfs des vijands die my haat,
Bewust, hoe los van voet de sterkste Christen staat.
'k Betoom mijn gramschap, 'k zwijg, en leg mijn tong in banden,
Bedwing mijn oog en hart, gevoel en ingewanden.
Ontwortel, wat ik mag, den haat van uit mijn hart,
En vloek de zucht tot wraak die juicht in 's vijands smart.
'k Tracht (mocht ik 't!) d' arme van de aan God te danken gaven,
Den dorstige naar 't heil, door 't Godlijk woord, te laven.
Dit, Heiland, stel ik my ten regel van mijn plicht;
Bevestig 't, schenk me en kracht, en ijvervuur, en licht!
Vermag ik 't door my-zelf? - Neen koom me Uw Geest te stade!
't Volbrengen en de Wil, zijn 't werk van Uw genade.
1826.
Na gregorius nazianzenus.
|
|