De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 5
(1857)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij
[pagina 323]
| |
Lofzang.Ga naar voetnoot*
| |
[pagina 324]
| |
Vader, ongenaakbre God:
Zoon, aanbidd'lijke Eengeboren;
En Gy, Troost des uitverkoren',
Geest, vervuller van ons lot!
Gy, ô christus, Gloriekoning!
's Vaders Zoon van eeuwigheên!
Die tot onze strafverschooning
Met ons vleesch U wilde omkleên;
Gy ontzaagt geen diep verlagen
In een maagdelijken schoot;
Gy, geen zondenlast te dragen,
Geen door ons verdienden Dood.
Hem hebt Gy den pijl verbroken;
Ons den Hemel opgedaan;
Gy het Godlijk recht gewroken
In den vloek, ons opgelaân.
Gy, ten Gloriethroon verheven
Aan des Vaders rechterhand,
Zult wat leeft het vonnis geven,
Als Ge 's warelds vierschaar spant.
U verwachten we op de wolken
In uw Hemelmajesteit,
Tusschen 't vuur der Helsche kolken,
En de Hemelheerlijkheid.
Gy, Verlosser, hoor ons smeeken;
Ons, Uw diergekocht gezin,
Met Uw Zoenbloed overstreken!
't Voorwerp van Uw menschenmin!
Doe ons 't eeuwig heil aanschouwen
Met die om Uw zetel staan!
Zalig, zegen Uw getrouwen:
't Is uw erfdeel, neem het aan!
Daaglijks vloeien onze klanken
U, Uw' grooten Naam, ter eer';
Laat ze U eeuwig, eeuwig danken!
Zie op deze Uw kudde neêr!
Wil ons tot dien dag bewaren
Die het menschlijk lot vervult!
| |
[pagina 325]
| |
Heer, erbarm U ons bezwaren!
Heer, erbarm U onzer schuld!
Kome ons Uw genâ te stade,
Naar de hoop die in ons gloor!
'k Hoopte, ô Heer, in Uw Genade,
Nimmer stelt Gy die te loor!
1824.
|
|