De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 5
(1857)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij
[pagina 311]
| |
Troost in God.Ga naar voetnoot*Die God, d' Alwijze, laat regeeren,
En altijd opwaart tot Hem ziet,
Dien treft geen wanhoop by 't ontberen,
Geen ongeduld in 't aardsch verdriet.
Die alles aan zijn God vertrouwt,
Heeft op geen losse slib gebouwd.
Wat baten ons benaaude zorgen?
Wat helpt gezucht of jammerklacht?
Wat, 's avonds siddren voor den morgen,
En 's uchtends beven voor de nacht?
Ons lijden in den prang van nood
Wordt door dien wrevel slechts vergroot.
Neen, stervling, leer der Almacht zwijgen!
Berust in wat Zy voegt of geeft;
En Hemeltroost zal op u zijgen:
Hy weet wat ieder noodig heeft.
Hy die de zijnen gadeslaat,
Geeft nooit te weinig, nooit te spaad.
Hy kent het tijdstip van beproeven,
En 't hart te ontdekken tot den grond:
Hy, 't uur van troosten, van bedroeven;
Van zalven wat hy heeft gewond.
Hy koomt en zegent onverwacht,
En schept het licht uit middernacht.
| |
[pagina 312]
| |
Geloof niet als de rampen klimmen,
Dat u zijn Vaderzucht vergat;
Of trotsaarts die van welvaart glimmen,
Gelukkig zijn in d' ijdlen schat.
Zie uit en beid den morgengloed,
Die 's Hoogsten raad ontdekken moet.
Wat kost het de Almacht, op te heffen
In lustgenot van schat of eer?
Wat, met den bliksemslag te treffen
Die weelde in 't diepste stof verneêr'?
't Is God, de wonderdoende God,
Wiens wenk den zwaai bestuurt van 't lot.
Bid, dank, en loof den Heer der Heeren,
En, stervling, buig en doe uw plicht:
Zijn zegen zal zich t' uwaart keeren,
Uit duister breekt Zijn morgenlicht.
Wie zich op God-alleen verlaat,
Dien treffe 't vrij, hem deert geen kwaad.
1824.
Naar een oud Hoogduitsch Kerklied.
|
|