De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 1
(1856)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij
[pagina 202]
| |
De gevangene.Ga naar voetnoot*
| |
[pagina 203]
| |
Hoor de roepstem des gewetens;
Los my voor een handvol goed.’
Schoone Alexis zat gevangen, en verging in 't kerkerkot.
Schoone Alexis zat gevangen, ô Hoe gruwzaam was zijn lot!
Schoone Alexis zat gevangen, en verging in 't kerkerkot.
Ach! de Broeder las zijn bede;
De oude Moeder las haar mede:
Ieder zweeg en schudde 't hoofd!
'k Ken geen' broeder, sprak de Broeder,
Ik geen' zoon, hernam de Moeder,
Die my eer en welvaart rooft.
Schoone Alexis zat gevangen, en verging in 't kerkerkot.
Schoone Alexis zat gevangen, ô Hoe gruwzaam was zijn lot!
Schoone Alexis zat gevangen, en verging in 't kerkerkot.
Wanhoop werd het, wat hem griefde,
En hy schrijft zijn Zielsgeliefde,
‘'k Zucht in ketens, maak me vry!’
't Meisjen leest en droogt heur oogen,
Komt ter redding aangevlogen,
En geeft hulsel en kleedy.
Schoone Alexis zat gevangen, en verging in 't kerkerkot.
Zijn Geliefde werd zijn redder! ô Hoe zoet was beider lot!
1803.
|
|