[Inleiding]
Een aanzienlijk Genootschap in ons Vaderland schreef nu onlangs de Prijsvraag uit: Of onze tegenwoordige leeftijd zich als een tijdvak van gezond verstand en menschelijkheid onderscheide dan niet? Men begrijpt lichtlijk (vertrouw ik) dat nooit by my opkwam, in dit kleine Dichtstukjen de vraag dier Maatschappy te beandwoorden, alschoon ik wellicht in vroegere jaren, indien zy toen voorgesteld ware geworden, by eene andere ziels- en ligchaamsgesteldheid wel genegen had kunnen zijn, daar, uit ondervinding en waarneming eene veelomvattende oplossing, en dit uit minder bepaald oogpunt als waarin alles zich tegenwoordig by my vereenigt, op te beproeven. Doch het onderwerp trof my niet te min; en van daar dit tweehonderdtal verzen (of zoo veel meer of minder het bevonden mag worden), my uit hart en pen gevloeid, en die ik geve voor 't geen zy zijn.
In Haarlem, Hooimaand 1827.
B.