Gedichten voor kinderen(1838)–Katharina Wilhelmina Bilderdijk-Schweickhardt– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 67] [p. 67] Het onweder. Aan mijn zoontjen. Hoe! gy siddert, dierbaar knaapjen, Als gy 't onweêr raatlen hoort! Schrik niet: onder 's Almachts vingren Rolt die zware donder voort. Ziet ge uit saamgepakte wolken 't Slingren van het bliksemvuur; Hoort gy aard en hemel kraken; Denk dan aan Gods albestuur. Immers zorgt die wijze Vader Voor zijn kindren hier beneên. Wat er ooit op aard gebeure, Zijne zorg vergeet er geen. [pagina 68] [p. 68] Wees dan moedig, lieve jongen, Als een' braven knaap betaamt; En verban dat ijdel schrikken, Dat een kloek verstand zich schaamt. Geef, uit waanziek zelfbetrouwen, U nooit roekloos in gevaar: Schuw den roem des onbedachten, Die geen moed, maar moedwil waar. Doch, waar ooit gevaren dreigen, Stel u daar Gods Almacht voor! Die gerust op God vertrouwen Stelt Zijn goedheid nooit te loor. [pagina t.o. 68] [p. t.o. 68] Het onweder. Vorige Volgende