De dichtwerken van vrouwe Katharina Wilhelmina Bilderdijk. Deel 2
(1859)–Katharina Wilhelmina Bilderdijk-Schweickhardt– Auteursrechtvrij
[pagina 425]
| |
De graanhalmen.Ga naar voetnoot*Zie hoe de onrijpe halm, nog van geen vrucht gezwollen,
Het ledig hoofd verheft met onbedachten zwier:
Hy praalt met drupplen daauws, die paarlend op hem stollen
Als voor den storm bestand en 't schroeiend zonnevier.
De zwaar beladen air met eigen goud omtogen,
Die tienvoud vruchten draagt en zegen in zich sluit,
Staat needrig, zonder praal, naar de aarde neêrgebogen,
En steekt het zedig hoofd niet boven andren uit.
Is de eerste 's jonglings beeld, die, fier op zwakke krachten,
't Vermeetle hoofd verheft met ijdlen wijsheidsschijn;
En pronkend met zijn kunde en vlijt en plichtbetrachten
Het geen hy worden moet, zich reeds verbeeldt te zijn?
De laatste toont den man, geleerd door de ondervinding,
Die 't hoofd niet hooger draagt dan 's levens last gedoogt;
Zijn zwakheid niet miskent door dwaze zelfverblinding,
En met geen trotschen waan op eigen grootheid boogt.
Ja, ze is des Kristens beeld, die 's onspoeds stormwindvlagen
Niet roekeloos trotseert, maar, moedig onder 't leed,
Met onderwerping bukt; en, mag hy vruchten dragen,
Die gaven zonder praal tot 's naasten nut besteedt.
|
|