De dichtwerken van vrouwe Katharina Wilhelmina Bilderdijk. Deel 2
(1859)–Katharina Wilhelmina Bilderdijk-Schweickhardt– Auteursrechtvrij
[pagina 330]
| |
Afgodery.Ga naar voetnoot*Mijn oog beweent die stervelingen
Wier outer voor een afgod brandt;
Die in bedwelming nederknielen
Voor vormsels van hun eigen hand.
Waar is hun troost by 's levens kommer?
Wien storten zy hun dankgebeên?
Wie zal hen in den nood beschermen? -
Dat kunstgewrocht van zielloos steen!
ô Blinden, treedt op gouden vloeren,
Omhangt uw leden met smaragd;
Wat baat u 's warelds schat te omvaâmen,
Terwijl uw ledig hart versmacht?
God, die alleen dat hart vertederen,
Wiens liefde uw ziel vervullen moet,
Dien sluit gy uit, en - dol vermeten!
Gy valt een nietig beeld te voet.
Mijn oog beweent u, stervelingen,
Die als verdoolde lamm'ren dwaalt!
Hoe tast hy om in 's afgronds neevlen,
Wien 't licht der waarheid niet bestraalt?
Maar, Kristen, gy die God erkende,
Die Hem in 't zoenbad werd gewijd,
Wien Jezus opnam in zijne armen
Toen gy Gods kind geworden zijt:
| |
[pagina 331]
| |
Maar Kristen, die dien naam verlochent,
En 't reddend Heilgeloof vertreedt,
U schaamt, dat Heilgeloof te omklemmen,
En hoont, die voor uw zonden leed.
Die 't aardsche goed ten afgod maakte,
En, meer nog dan de Heiden blind,
U-zelv' door 't sterfuur laat verrassen,
En in vertwijfling wedervindt;
ô Gy, beklaagbre! wat ontwaking
Als eens des Heilands stem u wekt!
ô Wierdt ge in 't wareldpuin begraven!
Door 't stortend berggevaart bedekt! -
Verlosser, eindloos in genade,
Ontsluier Gy 't verblind gezicht,
En, doolt het lichtmisleide harte,
Bestraal het met Uw eeuwig licht!
|
|