| |
| |
| |
Prologe oft vorreden tot den
Ghewilligen Leser, met een vermaen
tot het oprecht Catho-
lijck gheloove.
EErwerdighe ende Catholijcke
Christen vergaderinghe u lie-
der is wel kennelijck / door hetGa naar margenoot+
godlijck woort seer sonderlijc
verlicht / hoe dat God almach-Ga naar margenoot+
tich van het begin den men-
sche ghestelt heeft / in die wa-
rachtighe gherechticheydt / hem vercierende met
wonderlijcke gaven des verstants wille / ende me-Ga naar margenoot+
morie waer in dat die goddelijcke beelde ende ima-
ghe was blincke / dus te boven gaende alle crea-
turen inden rinck der werelt beslooten / want hoe
hooge oft claer dat die sonne / mane / ende sterren / zijn
hoe wonderlijc van crahten / dat die Elementen
moghen wesen / oft alle andere creaturen die men
daghelijcx siet / het en is niet te compareren by den
mensche / naer Gode beelde gheformeert. Het is
wel waer dat int gesichte / int hooren int ghevoelen /
oft andere uutwendighe dinghen is / den mensche
van sommighe onredelijcke ghedierten verwonnen.
Maer int verstandt wille ende memorie der sie-
len chrachten soe spant die mensche verre die croo-
ne. Soe was Adam ons vadere eerst gheschapenGa naar margenoot+
ende in grooter hoocheyt verheven / verlicht door die
gaven in Gods kennisse seer claer dominerende overGa naar margenoot+
die vischen der zeede / vliegende vogelen der hemelen /
ende alle gedierten op der eerde roerende. Maer in
sulcker eeren ende hoocheyt gesteelt wesende hy en
| |
| |
heeft zijn gaven excellent / niet wel ghebruyckt
overtreende Gods woordt / ende salich ghebot /Ga naar margenoot+
door ongehoorsaemheyt grootelijck voor God stinc-
kende waer door wy tsame zijn ghecomen tot ee-
nen claghelijcken staet die wy noch dagelijcx be-
weenen met screyenden ooghen / ende niet sonder
reden want inder doot heeft hy ons gheerft / also
wel die sielen als der lichamen / naer Paulus oor-
conde ten Romeynen int vijften / daer boven hyGa naar margenoot+
heeft ons die maledictie ghesconcken / druckelijck
om vertellen / stellende ons kinderen der gram-
schap Gods / ende spijse der helle horribel om hoo-
ren. Wie soude sulck eenen staet sonder versuch-Ga naar margenoot+
ten connen vertellen? Sonder clachte verhalen / oft
sonder traenen diepelijck gronderen? Aensiet die
kinderen van Israel / die Hebreusche familie wesen-Ga naar margenoot+
de door haer eyghen misdaet / in Babylonie ghe-Ga naar margenoot+
brocht / verjaecht van Jerusalem / seer vernaemptGa naar margenoot+
hebben gescreeyt / ende geweent sonder ophouden /
hangende haer oorgelen in die middel der wilgen /
als Davidt in den 136. Psalm verclaert / ende dat
alleene overdenckende die stadt van Jerusalem te
vooren triumphant / die Jootsche natie onder Assve-
rus ghenade levende / door Amans quaet wesende
ter doot donder reden ghesententieert hebben / seer
bedruckt gheweest / ende met traenen bewesen het
aenstaende clagelijck seyt / als den boeck van He-Ga naar margenoot+
ster int derde belijt / hoe veel te meer is te beclaghen
die doot der sielen / ende maledictie groot door ons
vader ghebrocht / over alle zijn kinderen die gram-
schap des vaders over het menschelijcke gheslachte /
ende boven al die verdoemenisse die ons sekerlijck
was toestaende / dit gaet die gevangenisse der Isra-
helyten in Babylonie / ende Asswerus sententie al
verre te boven / waer door oock Job in zijn derde
seer druckelijck sprack vergaen moet den dach daerGa naar margenoot+
| |
| |
ick in ghebooren ben ende den nacht in den welc-
men geseyt heeft / daer is een mensche ontfanghen.
Laet dien dach in duysterheyt veranderen ende met
gheender claerheyt verlicht wesen / het welck Je-
remias oock overleggende seer wonderlijck in zijn
twintichste beclaeht / seggende vermaledyt zy den
dach in den welcken ick gheboren ben / ende den dach
als mijn moeder my heeft ontfangen / en sy niet ge-
benedijt / vermaledijt zy den man die mijn Vader
die booschap brochte segghende / u is een soone ghe-
booren / dese Propheten van God gepresen / en heb-
ben den dach haerder gheboorte / niet vervloekt om
den dach alleene. Maer om die maledictie / gram-
schap doot / ende verdoemenisse daer zy ende wy
in zijn ontfangen. Dit is geweest den staet van hetGa naar margenoot+
Oude Testament seer swaer om hooren ende ver-Ga naar margenoot+
dragen / Maer God almachtig door zijn goetheytGa naar margenoot+
onghemeten / ende ghenade abundant / en heeftGa naar margenoot+
niet willen dat menschelicke geslachte so hooge ge-Ga naar margenoot+
schapen in sulcken staet laten tot den ende sendendeGa naar margenoot+
uut den hooghen troon / ende verheven consistorieGa naar margenoot+
Christum zynen Sone seer bemint / als een verlos-Ga naar margenoot+
ser / versoender / ende middelare ghetrouwe / om onsGa naar margenoot+
te bringhen in die eerste glorie daer / wy uut wa-Ga naar margenoot+
ren ghevallen ende dat alleene uut liefden geen ge-Ga naar margenoot+
breck hebbende van onser persoonen / het welck isGa naar margenoot+
ghebuert door het aentrecken der menschelijcker
natuere hem lovende als ons broeder met cranck-
heden bevaen / met het Goddelijck woort seer vie-Ga naar margenoot+
rich ghesaeyt / verlichtende het verstandt doorGa naar margenoot+
sonde verduystert ende sterckende die wille met-Ga naar margenoot+
ter memorie seer crachtich / maer al ist dat ons sa-Ga naar margenoot+
lichmaker heeft gelaboreert tot onser eere / ende ver-Ga naar margenoot+
lossinge groot daer zijnder altijts weerspannich geGa naar margenoot+
vonden / Scriben Phariseen ende sulc gespuys die zijnGa naar margenoot+
gratien beneficien ende weldaden hebben versmaetGa naar margenoot+
| |
| |
niet achtende zijn menscheyt boven een andere en-
de segghende / het is Josephs Sone zijn vrienden / Ga naar margenoot+
ende maghen zijn ons wel bekent/ zijn woordt oock
berespende met lachende monde / als die Evange-
listen beschrijven int claer / nochtans en heeft Chri-Ga naar margenoot+
stus daeromme niet gelaten ons salicheyt te werc-Ga naar margenoot+
ken / naer zijns vaders bevel / maer is constant ghe-Ga naar margenoot+
bleven tot inder doot / door oblusschelijcke liefde seerGa naar margenoot+
ontsteecken / dus die doot maledictie sonde / endeGa naar margenoot+
gramschap des Vaders metter verdoemenisse af
nemende tot onser bate. Daer naer wesende verreyGa naar margenoot+
sen heeft zijn Apostelen met meer andere / in hetGa naar margenoot+
goddelijck woort versterct / gevende zijnen geest omGa naar margenoot+
het selve te verstaene ende vromelijck vercondigenGa naar margenoot+
het welck zy te wercke hebben ghestelt in Jerusalem /
in Samaria / ende alle hoecken der werelt als Evan-Ga naar margenoot+
gelische getuygen / van Christus jonstighe gratie /
maer terstont door svyants ingeven zijnder opgere-
sen menschen van diverscher soorten / die Gods woortGa naar margenoot+
hebben willen beletten met menige prackticke / DaerGa naar margenoot+
zijn grijpende wolven / ghecomen die Godts scha-
pen niet en hebben ghespaert treckende naer haer
opinie / met smeeckende worden waer door menige
verleyt zijn / ende verstroyt loopende achter bergen / en
huevelen / in perickel des doots. Nochtans en hebbenGa naar margenoot+
die heylighe Apostelen niet af ghelaten Gods woortGa naar margenoot+
warachtich te openbaren met vierighen gheeste /Ga naar margenoot+
stellende dus haer siele te pande voor Christus ge-
meente / dit heeft het geloove seer wonderlijc ghe-Ga naar margenoot+
sterckt onder die eerste Christen familie / MaerGa naar margenoot+
Satan met boosheyt / ende nijdigen haet overgoten enGa naar margenoot+
heeft niet gheslapen in sijn affeiren want sonder
cesseren heeft hy altijts gesoliciteert / om den mensce
te trecken tot die claghelijcken staet der doot daer
Chistus ons af hadde verlost seer vromelijck / endeGa naar margenoot+
triumphant / Dit heeft den vyant gedaen door val-Ga naar margenoot+
| |
| |
sche Predicanten / sulck ghespuys stierende in alleGa naar margenoot+
hoecken / landen en contreyen der weerelt / om die Ga naar margenoot+
arme schaepkens te verleyden / verstroyen ende ver-Ga naar margenoot+
bijten / het welck Petrus ende Paulus vrome Capi-Ga naar margenoot+
teynen des Goddelijcx woort / op diversche plaetsenGa naar margenoot+
beclagen compassie ende medelijden hebbende overGa naar margenoot+
die sielen met Christus precieuse bloet ghecocht.Ga naar margenoot+
Ja dat meer is aensiende den toecomenden tijt /Ga naar margenoot+
in die laetste dagen si hebben met haer brieven ge-
waerschout bisschoppen / ende geestelijcke Herders datGa naar margenoot+
si soude waken over huer schapen met grooter dili-
gentie want daer soude comen wolven int lant / ende di-
versche secten / om Gods kinderen te vernielen / met
grooten hoopen dit ghetuycht het Werck der Apo-Ga naar margenoot+
stelen int 20. capittel ende die brieven tot ThimotheenGa naar margenoot+
ghesonden / met Petrus / ende Thadeus Evan-Ga naar margenoot+
gelische doctrine. Daer boven zy en hebben niet
alleene Bisschoppen ende Prelaten / vermaent tot
waken. Maer alle die toecomende Christen ghe-
meente geaviseert / seer neerstekelijc dat zy op haer
hoye soude wesen / ende wel voor haer sien want
den geest gaf openbaer ghetuyghe / dat in die lae-
ste daghen veel menschen / van het oprecht ghe-Ga naar margenoot+
loove soude scheyden / ende naer die gheesten der
doolinge ende erreuren luysteren. Den geest gafGa naar margenoot+
warachtige certificatie / datter aenstaen soude peri-
culoosen ende wonderlijcke tijden voorts bringen-
de begherlijcke / opgheblasen hooveerdige / en blas-
phemige menschen der ouders ongehoorsaem / on-
dancbaer / twistich onghenadichGa naar voetnoot7 / verraders ende
der wellusticheyt meer beminders dan Gods hebben
de een uutwendige samblance / ende gedaente der god-
vruchticheyt / maer die oprechte duecht oft cracht
verloochende. Den geest inwendich openbaerde seer
sterck / datter eenen tijt soude comen wanneer menGa naar margenoot+
die oprechte leeringe / niet soude verdraghen maer
| |
| |
vergaderen meesteren / met jockende ooren naer
haerder begeerte / waer door menich mensche van-
der waerheyt soude keeren / ende tot fabulen haer
gheven. Den gheest gaf te kennen datter nochGa naar margenoot+
valsche meesters op soude rijsen / die secten der be-
derffenissen souden in bringen / door die welcke den
wech der waerheyt soude geblasphemeert wesen /
met gheveysde woorden / inder giericheydt haersa-
ken trackterende / die welcke clagelijcke tijden / die
Apostelen door den gheest voorsiende / hebben die
Christen ghemeente seer neerstelijc vermaent / sulc
ke persoonen te schouwen / als vyanden ende we-
derstaenders der waerheyt / verleyders de simpeleGa naar margenoot+
onnoosele schapen / onder Jamnes ende Mambres col-Ga naar margenoot+
legie ghereputeert / Dit hebben die Apostelen ghe-
daen uut grooter liefde / als warachtige herders endeGa naar margenoot+
wakers ghetrouwe / op den hoogen tooren ghesteltGa naar margenoot+
haer selven / daer door ontschuldende voor Godts
oordeel stranck / waer datter eenighe schapen ver-
beten waren / als Ezechiel in sijn 33. cap. verclaert
dus staet oppe ghy Christen natie ghy Catholijc-Ga naar margenoot+
ke menschen al te same ende wilt niet meer slapenGa naar margenoot+
doet open u ooren / ende hoordt dat Basoen van
die eerste Predicanten slaen / hoort dat trompet der
Apostelen blasen / laet sulck geluyt in u ooren clinc-
ken / ende bewaert u neerstich van die verleyders /Ga naar margenoot+
menichvuldich want nu die laeste tijden zijn daerGa naar margenoot+
S. Paulus ende S. Petrus af spreken / het welckGa naar margenoot+
is blijckende / door die menichte der secten als nu /Ga naar margenoot+
op gheresen seer abominable die niet alleene me-
moriale beelden gedinckenisse van Gods wercken /
en stormen met tiransche handen. Niet alleene die
heylighe Sacramenten schenden / vaeten der ghe-
nade verwerpen / niet alleene Gods Tempelen endeGa naar margenoot+
Cloosters rooven ende verbranden / die niet allee-
ne gestelijcke persoonen / ende Minnebroeders val-
| |
| |
schelijck beligen / erme Religieuse met valsche ver-
sierde leelijcke lueghen / haer name ende fame on-
goddelijc benemen / om het herte der gemeente van haer
te trecken / te verfoyen ende alle boose dienaers te ver-
jaghen. Maer daer boven (het welck met weenende Ga naar margenoot+
ooghen te beclaghen is) zy verleyden soo deerlijckGa naar margenoot+
die schapen des heeren / ende vermoorden door valscheGa naar margenoot+
leeringhe / die sielen der menschen / met den bloedi-Ga naar margenoot+
gen pant in het cruys verlost / violerende so die le-Ga naar margenoot+
vende tempelen daer Gods geest in was rustende /Ga naar margenoot+
si stillen twist ende discoort / tusschen man ende vrouGa naar margenoot+
we / die kinderen tegen vader ende moeder oproe-Ga naar margenoot+
ren / onder vrienden ende magen schuerende vrien-Ga naar margenoot+
delijck accoort / die ghebueren tegen malkanderen
verbitteren druckelijck om vertellen / wie en soudeGa naar margenoot+
hier uut niet mercken / dat die laetste tijden nu voorGa naar margenoot+
handen zijn. Dus weest op u wake / ende laet hetGa naar margenoot+
slapen varen / al ist dat die verleyders seggen / hierGa naar margenoot+
is Christus / daer is hy voorwaer / hier is die oprechGa naar margenoot+
tige leeringe / daer is zy certeyn / en gheeft hem geen
gheloove / wilt ghy u siele bewaren / want Christus
selve heeft u vermaent / datter in sijnen name sullenGa naar margenoot+
comen / ende menige bedriegen / als valsche Prophe-
ten altijts hebben gedaen / Slaet dan u gaye / ende
den Costelijcken pant uwer sielen / naer Gods ima-Ga naar margenoot+
ge geschapen / want die soeckt den vyant door deseGa naar margenoot+
valsche leeraers nu op gheresen / tsy ghedierten metGa naar margenoot+
lange steerten / oft sonder steerten / op der wereltGa naar margenoot+
ghecomen wilt ghy den rechten gheest volgen / en
hoorter niet naer / maer luystert naer die leere inder
heyliger Christen kercke gepresen / altijts geobser-
veert / in alle landen ontfangen / ende van alle men-
schen geaccordeert / dat is die die Antiquage / die ge-
meente / ende eendrachticheyt onverwinlijc buyget u ooren
naer sulcke stemme der waerheyt seer delicaet wantGa naar margenoot+
Die sal staen voor het oordeel des Heeren / aenmerct
| |
| |
hoe u die scriftuere vermaent door die Propheten / Ga naar margenoot+
op soe menighe plaetsen vertoonende / hoe strange-Ga naar margenoot+
lijck dat zy gheplaecht zijn gheweest / hoe deerlijckGa naar margenoot+
verstroyt ende verjaecht in vreemde landen / die val-
sche Propheten hebben ontfangen / ende haer ghehoor
gegheven met grooter attentieGa naar voetnoot8 / daer na Christus
selve in persoone ende die Apostelen / met eenen viri-
ghen gheest bespreyt hebben u uut liefde ghewaer-
schout der valscher Propheten / haer loese practijcken /Ga naar margenoot+
en subtijle inventien bringende int claer. Daer naerGa naar margenoot+
die helighe doctooren Griecsche en Latijnsche / ghe-Ga naar margenoot+
leerde Mannen lichten der werelt over 11. 12. 13. 14
oft 15. hondert Jaren / hebben soo schoene ghescre-
ven van der secten conditie / verclarende haer listen
ende laghen seer ingenieus / haer dobbelheyt onderGa naar margenoot+
duecht bedeckt haer opstinaetheyt / met boosheyt
gemingelt haer nidigen moet / teghen die warachti-
ge Christen kercke / sonderlinghe alle Catholijcke
waerschouwende dat si boven alle saken / sulck ge-
spuys ende gemenscap soude schouwen als slangen
ende serpenten / als grijpende wolven / met bloedi-Ga naar margenoot+
ge tanden / als Caims broetsel / Amans gheslachte /Ga naar margenoot+
Antiochus ende Heliodorus knechten / BaltasaersGa naar margenoot+
dinaers / ende Judas saet / als vyanden Gods / denGa naar margenoot+
rechten Geest wederspannich / op dat niemant sijnGa naar margenoot+
siele in perikel soude stellen der eeuwiger doot / hetGa naar margenoot+
selve hebben die geleerde gedaen van duysent jarenGa naar margenoot+
tot onsen tijden met die levende steme / seer vierich
vlammende ende schriften autentijck / als die boecken
getuygen / ons achter ghelaten / waer voor wy be-
hoorden alle seckten te versmaden / ende tot die on-
verwinnelijcke waerheyt / te gheven alleene / maerGa naar margenoot+
het is een clagelijcke sake / hoe dat die heylige Apo-
stelen / ende successeren met alle die leeraers der Chri-
sten kercke / hebben die waerheyt vercondicht door
den oprechten geest / hoe datmen noch dagelijcx seerGa naar margenoot+
| |
| |
vromelijck Christo / beminde bruyt voorstaet / ende
het warachtich geloove die menschen vercondicht /Ga naar margenoot+
nochtans door Satans listen rijsen altijts sekere
persoonen / verloopen religieusen / oft apostaten Pa-Ga naar margenoot+
stooren / die haer schapen verlaten / in errueren ver-Ga naar margenoot+
soncken / ja schoelappers / mandemakers / tegeldec-Ga naar margenoot+
kers / wevers / ende desgelijcken / die met valsche opi-
nie die Christen gemeente turberen / ende verleydenGa naar margenoot+
vander waerheydt / daer si in waeren ontfanghen /Ga naar margenoot+
tot valscheydt treckende / ende fabulose opinienGa naar margenoot+
Sy crijghen ghehoor / ende audientie wandt syGa naar margenoot+
die Gheestelijckheydt lasteren / met groote vilonieGa naar margenoot+
bringhende alle die abuysen voorts / die ghebuertGa naar margenoot+
zijn / ende niet ghebuert noch nimmermeer gebue-
ren en sullen. Sy cryghen den loop der menschen
met grooten hoopen / want zy met eenen soeten sancGa naar margenoot+
die ooren vermaken singhende ghecorrumpeerdeGa naar margenoot+
Psalmen / ende anderen valsche lieden naer die constGa naar margenoot+
der Rhetorijcke gemaect. Predickende ooc liberteyt
des vleesch daer die menschen naerhaken / endeGa naar margenoot+
door sulcke pluymstrikerije / ende soete woordenGa naar margenoot+
die herten der onnoosele deerlijc verleyen / dit heb-
ben wy geexperimenteert in onsen tijden / met scha
de ende schande voor alle die werelt vruchten der
secten / schade van sielen / ende uutwendige tijdelijcke
goede geestelijck / ende weerdelijcke persoonen schande
ende blame ontsprekelijc onvertellen. O neder Duys-
land / Vlaendere / Brabant / Hollant / Zeelant / Vrieslant
met andere contreyen / waer toe zijdy gecomen ghy
plaecht te wesen voorvechters des gheloofs / ende te
straven die vyanden van Christus kercke / die wolven
te verjagen om u schapente bevrijden. Nu hebdy het
sweert inder scheede gesteken / het is beroest / men cant
niet uut crijgen / dus sijn die wolven tot voor u duere
gecomen / in die middel der schapen daer grooten moort
is g[e]schiet / men had sulcx moghen beletten met cleen-
| |
| |
der sake / daermen nu moet ghebruycken foortse /
ghewelt / ende violentie groot / als wy voor ooghenGa naar margenoot+
dagelijcx moeten aenschouwen / steden werden nu ge-
turbeert met oproeringe groot / ende aengenomen /
door twistige seckten / valsche Predicanten / tegen
des Conincx wille Dorpen werden op geten / ende
ganschelijck bedorven / waer door datmen den ar-
men lantsman siet kermen ende clagen / die vroukens
schreyen ende weenen seer bitterlijc / op meniger plaet-
se / die oorsake van desen / ende noch meer andere is
die menichte der valscher seckten onwijselijck toe-
gelaten / O Nederduytslant hier voortijts so verhe-
ven van Keyseren / ende Coningen als een eertsch
Paradijs geestimeert / van alle natien versocht als
een lant van God gebenedijt / vol rijckdommen ende
wellusten / overvloedich / eendrachtich int gheloove
met grooter vruechden / waer toe hebdij u nu ghe-
geven / in wat verdriet hebdij u selven gesteken / door
quaden raet? Ghy hadt gesien voor oogen / wat sec-Ga naar margenoot+
ten connen bedrijven onder die hooge Duytsche Na-
tie / den staet van Engelant / ende Schotland was
van u wel bekent / het Coninckrijcke van Vranc-
rijcke / u naeste ghebuerte heeft claer exempel ghe-
gheven / wat discoort int gheloove ende Calvinus
leere can brouwen / hoe en hebdij niet verlicht / ende
voorsinnich geweest door sulcke exempelen / O Vlaen-
deren ende Brabant mede daer ick ben gheboren /
ende herboren naer den Gheeste / ghy doet my ver-
suchten ende weenen / als ick op u dincke met her-
te inwendich / aenmerckende die glorioosen edelen
staet / daer ghy hier voortijts in sijt geweest / u croo
ne is ghevallen van uwen hoofde / ghy gelijckt Je-Ga naar margenoot+
rusalem / die als der werelts glorie van alle men-Ga naar margenoot+
schen was ghepresen / maer door die souden me-Ga naar margenoot+
nichvuldich ende rebellicheyt aen gods woort / datGa naar margenoot+
die warachtige ghesonden Propheten vercondich-
| |
| |
de door het luysteren aen valsche Propheten onge-Ga naar margenoot+
sonden / van selfs loopende / tegen Gods wille is siGa naar margenoot+
geplaecht met stranghe punitie gheruineert / ver-Ga naar margenoot+
brant / ende ghedesoleert tot den eynde / het welckeGa naar margenoot+
Christus voorsiende / heeft met bitteren tranen
daer over geweent / so ist nu met deser glorioose con-Ga naar margenoot+
treye / met dit lant vermaert / tot het uuterste der we-
relt / door sonden overvloedich / wederspannicheytGa naar margenoot+
der oprechte Predicanten / door het ontfangen der
valschen seckten van meniger conditie / so ist ghe-
plaecht in alle hoecken / seer grootelijc ghedesoleert
bedruckt / verootmoedicht / beschadicht / ende in een
oncruypelijck parket ghecomen / niet sonder mis-
dienste / waer door nu menighe mensche met
ons spotten / ende haeren wijn drincken met lach
ende monde / met spottende woorden / het welck
Jerusalem ooc ghebuert is naer huer distrucktie /
als Jeremias schrijft in zijn Lamentatie / daer hyGa naar margenoot+
seyt / sonde heeft Jerusalem gedaen / daeromme is
si ongestadich geworden / alle die haer plagen te eeren /
hebbense versmaet / wandt si haer verwijt ende
schaemte hebben ghesien / alle die daer voorby pas-Ga naar margenoot+
seerde / hebben haer handen tsamen gesmeten haer
hoofden gheroert / segghende is dit Jerusalem / die
stadt der volmaeckter schoonheyt / die blijscap der
gantscher wereldt / dit is den dach die wy hebben
vertueft / wy hebben ghevonden ende gesien / God
heeft gedaen dat hy gedocht heeft / zijn woorden vol
bracht van die oude dagen / het selve is ons geschiet /
wie en sout niet beclagen / O ware Jeremias in deGa naar margenoot+
sen tijden / hoe souden die tranen uut der oogen conduyGa naar margenoot+
ten spruyten / hoe soude hy roepen om watere / ende Fon-
teyne der traenen abundant / want voor die He-
breusche familie clagelijck verleyt / heeft hijt hier-
voortijts ghedaen met bitterheyt groot / maer want
Jeremias niet en is present / so wil ic in sijn plaetse
| |
| |
mijn eyghen lant beweenen / beschreyen / beclagen
ende daer over suchten / biddende den Heere almach-Ga naar margenoot+
tich / dat hy sijn oogen der genaden wil nederslaen /
ende dit lant verlichten / vertroosten / ende van al-
le secten verlossen / die den twist hier hebben ghe-
brocht / tot grooter schade ende schande / O Neder-
lantsche knechten / vrome Christen eerbare verga-
deringe / door het geloove edele compaingnie / voor
Christus oogen hier voortijts seer hoogelijck ghe-
presen in alle landen / laet alle seckten ende valsche
leeraers varen / schout alle nieuwe opinien / teghen
die waerheyt geinviteert / hoe dat si met honich sijn
bestreken met sulcker spijse / ende laet u niet voeden
want het en is niet dan vercken dreck / ende stinc-Ga naar margenoot+
spoelinge / gheen warachtige Christen voetsel / snaect
met den verlooren soone naer het broot in u vaders
huys abundant / daer die ghetrouwe dienaers me-
de sijn versaet / laet Calveren varen / die den gheest
beswaren / die haer eygen meesters met den hoor-
nen steken / ende met haer steerten tot een sweepe
dienende / verjagen in diversche landen / haeckt naer
dat gemeste calf Christum presenterende / daer sultGa naar margenoot+
ghy soeticheyt in vinden / ende spijse der siele / laet
varen dat water van Jacobs put / dat niemant enGa naar margenoot+
versaet / ende begeert met grooter viericheyt / Chri-
stus water van sulcker virtuten / dat nimmermeer
doet dorsten / dat is het levende water vander Pro-Ga naar margenoot+
pheten ghepresen / ende van Christo ghecomman-
deert in het Nieu Testament / daer inne is Christus
schipken vlietende / ende drijft tot die haven desGa naar margenoot+
Paradijs / alle andere poelen zijn seer ondiepe / zij
en houden geen water / si moeten vergaen die hem
daer in betrout / ter have en comt hy nimmermeer
dus siet voor u ghy Christen natie / ende schout alle
seckten die naer der vercken spoelinge smaken / op
alle ondie[pe] ende onsuyvere wateren en wilt u voor-
| |
| |
daen niet betrouwen / maer op die naer soete waer-Ga naar margenoot+
heyt int smaken / diepe om gronderen / ende suyver
als een Fonteyne / dit is mijn vermaen uut den geest
gheresen / ende hopen dat ghy tsamen daer naer
sult hooren / wilt ghy lieden u siele ter salicheyt brin-
ghen / al sijnder sommige die hebben ghedoelt / la-
tende die soete ende salighe schoot haers moedersGa naar margenoot+
verfoyende die eerste borsten vloeyende van melck
seer delicaet / om met die slanghe jonghen uut die
Serpenten te suygen / mordadich fenijn keert nochGa naar margenoot+
weder keert weder / het is nu den tijt der gratie / endeGa naar margenoot+
der ghenade / daer Esaias int 49. ende PaulusGa naar margenoot+
tot den Corinthien af schrijft / en wilt niet wesenGa naar margenoot+
hertneckich van sinnen / oft obstinaet / als die JootscheGa naar margenoot+
natie in die tijt der Propheten maer volcht mijnenGa naar margenoot+
raet tot desen termijne / loopt ras met een vast betrouGa naar margenoot+
tot den troon der gratie / op dat ghy genade moechtGa naar margenoot+
crijgen in den bequamen tijt / want den dach der dootGa naar margenoot+
is u vloer nakende / den dach des heeren sal comen
onversien dan salt wesen te laete / den nacht sal wesenGa naar margenoot+
voor handen daer niemant in mach wercken / kermenGa naar margenoot+
ende clagen schreyen / ende weenen bidden ende smeekenGa naar margenoot+
en salder niet helpen rechtveerdicheyt sal haerenGa naar margenoot+
ganck hebben naer schriften oorconde / dus loopt nuGa naar margenoot+
tot Christum alle die met sonden ende valsche opinienGa naar margenoot+
zijt gheladen ghy sult crygen audientie / ende ontla-Ga naar margenoot+
stinghe van alle swaricheyt naer uwer begeerte.
Dit is dat die Catholijcke Predicanten solliciteeren
by dage by nachte soeckende / niet die doot van eeni-
ghe creatueren maer die salicheyt van alle menschen
met grooter begeerte / want men hoortse roepen
met luyder stemme. Laet u onderwijsen JerusalemGa naar margenoot+
op dat mijn siele by avonture van u niet en scheyde /
ende u niet en stellen als een verlaten lant men hoort-
se die verdolde verwecken / tot beteringhe des levensGa naar margenoot+
seggende / keert weder / ende doet penitentie van
| |
| |
alle uwer sonden / werpt alle boosheyt van uwen
halse / maeckt een nieu herte / ende eenen nieuwen
gheest / waeromme sult ghy sterven huys van Is-
rael / ick en begheere die doot der stervenden men-
sche niet / spreect God den Heere / waer door si ver-
claren die groote begeerte tot die salicheyt der men-
schen / wilt dan naer sulcke stemmen hooren / ende
sluyt u ooren / als het serpent begont te blasen / die
fenijnige woorden / Ist dat die Catholijcke predican-
ten boven die levende doctrijne / ooc int schrift yet
achter laten / wilt dat aenveerden spaert gheenen
cost / leest attentivelijck by dage / by nachte / gelooft
haer gheschreven leeringe / het sal u profiteren / ende
bringen van den wech der dolinge / tot die passagie
der waerheyt / die nimmermeer en vergaet / maer
crijcht victorie met grooter triumphe / verwerpt al-
le valsche boecken uut die contooren der secten ge-
perst vol blasphemien / ende valsche luegen versiert/
schandeloos voor oude ende jonghe persoonen / en
weerdicht niet eens / dat u Christen handen sulcke
boecken soude ghenaken / oft oogen aenschouwen /
want Satan is den aucteur van sulcke lueren / enGa naar margenoot+
siet niet eens naer Martinus boecken / oft van ye-
mant die uut sijnder schole is ghesprooten / schoudt
stinckende en twistige Calvinus leere / het sal we-
sen u eere voor alle menschen / en God den heere ten
eeuwighen dagen / daer sijnder andere boecken ge-
noech vol saliger instructie / die ghy moecht lesen
met grooten profijten / die u den wech der duechden
ende rechtveerdicheyt sullen leeren stercken in het
geloove / warachtich sonder eenige perijckel / die u
sullen verclaren int openbare / hoe dat ghy behoort te
schouwen alle secten / ende nieuwe opinien tegen die waer-
heyt op geresen / hoe dat ghy sult leeren kennen valsche
Propheten der sielen verleyders / door haer vruchtenGa naar margenoot+
in onsen tijden int licht ghebrocht / wilt sulcx lesenGa naar margenoot+
| |
| |
sonder vreese want het zijn die wercken van Gods
geest / tot stichten der Christen gemeente / een yeghe-
lijc gecommuniceert / onder die welcke ic u lieder pre-
senteren nu een cleyn boec / van een godlijcke wijse
Catholicke maget seer constelijck ghemaeckt / Anna
Bijs binnen Antwerpen / residerende ende in verre lande
seer wel bekent / die altijt in het recht geloove heeftGa naar margenoot+
ghepersevereert / ende die jonckheyt onderwesen / met
groote love die tegen Luthers doctrine vol fenijne / Ga naar margenoot+
over vijftich jaer oft daer ontrent / vromelijck heeft
ghescreven als twee diversche boecken / die noch in
die handen der menscen zijn / wel getuyghen daer
zy seer schoon verclaert / die vruchten uut Luthers
schole ghereesen / ende alle andere secten van diver-
scher conditie / si vertoont die groote perijckelen ende
schaden / daer dorpen steden ende landen toe comen
door valsche opinien / door seckten diemen vry ende
vranck laet geworden / Nu compt int licht het der-
de boeck seer excellent / verclarende Godts macht
seer crachtich ende zijn ghenade onghemeten / die
oorsake waer door het landt compt in destrucktie / ende
groote desolatie / met den middel om God te paey-
en / ende zijn gramschap over ons doen vercoelen /
met veel andere schoone propoosten daer in begre-
pen ende vierige vermaninge / tot alle gheestelijcke
prelaten ende Princen / regeerders der landen datGa naar margenoot+
sy soude waken / want haer die wake bevolen is /Ga naar margenoot+
om Christus schaepkens seer precieus te bevrijden
van alle vyanden / seer menichvuldich ende te be-
waren / een yeghelijck naer zijnen staet / leest dit
vry daer en is gheen perijckel / maer ende profijt
ende bate / der siele seer abundant / al ist een ma-
ghet die dit heeft gheschreven / ende wilt daer-
omme niet verwerpen gheleerde mannen heb-
bent gelesen ende geapprobeert / daerboven den GeestGa naar margenoot+
naer Johelis oorconde is belooft alle vleesche / u SooGa naar margenoot+
| |
| |
nen ende dochteren sullen propheteren op mijn knech-
ten / en maerten / sal ic in die dagen van mijnen geest
storten / seydt die scriftuere als Petrus Actorum int
tweede verhaelt. Dus en siet niet aen / dat een vrau
we van desen derden boeck is auctoresse / maer
den rechten geest / die door haer heeft openlijck ghe-
wrocht / ende noch is werckende / volcht den geest /
die in haer woorden ghy sult mercken / soe sult
ghy bevrijt zijn / van al het ketters tempest / ende blij-
ven staen in dat warachtich oprecht Catholijck ge-
loove / tegen den vyant / die helle / die werelt victo-
rieus met grooter triumphe / het welck u lieder
sal bringen ter rechter hant des vaders /
in die jonxste dagen daer ghy den
heere sult loven sonder
ende / Amen.
|
|