Verclaringhe.
Alle Gelijckenissen gaen manck, seyt de gemeene Regel. Alleenlijck dienense om te erlanghen het oogenmerc daer toe sy gerichtet zijn. dit Sinne-beeldt is eertijts in mijn Handtboexken nevens andere saecken by-gebracht, betoonende het middel om te stillen de overloopende ende al-verdervende Gramschap Godes. De Sonden, de Sonden zijn het aenstoocksel van het vyer des Goddelijcken Toorns: Dese moeten gemindert ende veerdigh wegh genomen zijn, Boetvaerdige Tranen moeten gestort zijn, indien sich desen opswellenden Verderver sal laten bevredigen. Tot wien vluchten de kinderen (benauwt zijnde) dan tot den heylsamen schoot hares gheliefden Moeders? En sullen wy dan in ghevaer zijnde, niet onsen toevlucht stellen tot hem die geseyt heeft, Roept my aen in den noodt, ick sal u verlossen, ende ghy sult my prijsen? De Heere die ons alsdan geslaghen heeft belooft ons wederomme te ghenesen. Hy ontfermt hem als een Vader over sijne Kinderen. De straffe berouwt hem in corter tijt, ende sijne Barmhertigheyt is hoogher dan den Hemel boven de Aerde staet, ende wijder dan het Oosten van het Westen gestelt is. Den Godloosen Coninck Achab ende de Ninivijten vercregen uytstel van hare gedreyghde straffen, wat meenen wy dat ons sal geschieden soo wanneer wy met oprechte boetveerdicheydt in den waren Geloove den Sone kussen, ende hem in de roede vallen eer sijne gramschap ontbrandet als een vyer? Die een alleen (namelijck Godt) vreest, behoeft geenes dinghs te vreesen, die hem niet vreest moet het al vreesen, heeft eerst eenen Wijsen ten rechten geseyt.
Men kan uyt d'alderslechtste dinghen
Tot onser nut oock leere bringhen.