Onschuldt des Autheurs.
Als voortijdts occasie presenteerde de Landeryen te besoecken ende hare verlustingen aen te sien, rijmde mijn Musa yets tot haren lof, 't welck naderhandt (eens oversiende) bevant by na een boogenden Landtman daer uyt gegroeyt te zijn, ende alreede verder in die materie getreden zijnde, als wel gedacht hadde, dochte my goet (alsoo selfs een Borger en Steeman ben) een Steeman mede alhier het sijne te laten doen: over sulcks werdt den tweeden spreeckende: maer dewijle dese beyde door den derden namelijck den Zeeman wel-varen, wierde eyndelijck den selven opgewect, ende neffens den anderen mede (als op het tonneel) verschijnende, speelt als vooren de personagie: Welckers redenen en strijd-redenen dan alhier brachte ende ter materie liet dienen, gevende hier van redenen in de volgende.