5.
- Maar hoe lang geleden dan? Je was nog jong, zeg je, zó lang kan iemand toch niet ... jaren en jaren, hoeveel jaar moet dat geweest zijn, zó lang kan iemand toch niet in een boot ... ik zeg: zó lang kan iemand toch niet ... ja luisteren jullie nu even allemaal, ja? Ik vraag hoe jong hij dan precies was, hoeveel jaar het dus geleden moet zijn dat onze schipbreukeling vertrok, àls hij het is, want het lijkt me toch onmogelijk dat een mens jaren achtereen in een boot op -
- Een mens?
- Ja wat bedoel je?
- Een mens? Met hele emmers water in z'n donder? Dat is een vis! Dat is Nuca, die daar ligt, en straks komt hij spartelend z'n bed uit.
- Hahaha!
- Hahaha ja! Die jongen van ons is wel simpel, maar dat heeft hij goed gezien, meteen al van 't begin, want zulke dingen zien ze, de simpelen. Daar hebben ze het Oog voor.
- Zorg jij dan maar dat je die vis meteen vangt als hij begint te spartelen. Dan kan je hem gelijk roosteren in de haard.
- Ik kijk wel uit.
- Ja, kunnen we nu doorgaan met waar we 't over hebben?